Libre Service - 1 VWO - tu habites où - 4

0
Woorden in deze lijst (117)
Origineel
- les vêtements (m pl)
- de kleren
- la salle à manger
- de eetkamer
- le supermarché
- de supermarkt
- malheureusement
- jammer genoeg
- la vue
- het uitzicht
- calme
- rustig
- demain
- morgen
- passer
- doorbrengen
- le rez-de-chaussée
- de begane grond
- le grenier
- de zolder
- le four
- de oven
- le frigo
- de koelkast
- le rêve
- de droom
- elle décrit (décrire)
- zij beschrijft (beschrijven)
- le chat
- de kat
- le cheval
- het paard
- la pharmacie
- de apotheek
- bien sûr
- natuurlijk
- au fond
- achterin
- le lac
- het meer
- le produit
- het product
- gagner
- winnen
- extraordinaire
- fantastisch
- la campagne
- het platteland
- le cinéma
- de bioscoop
- le carrefour
- het kruispunt
- propre
- eigen
- troisième
- derde
- bleu
- blauw
- la boulangerie
- de bakker
- beau/
belle - mooi
- continuer
- doorgaan
- d'accord
- oké
- je prends (prendre)
- ik neem (nemen)
- déménager
- verhuizen
- blanc/
blanche - wit
- les feux (m pl)
- de stoplichten
- à gauche
- (naar) links
- à droite
- (naar) rechts
- tout droit
- rechtdoor
- premier/
première - eerste
- bonne chance !
- succes!
- jusqu'à
- tot aan
- puis
- vervolgens
- après
- na
- le rond-point
- de rotonde
- descendre
- naar beneden gaan
- le centre-ville
- het stadscentrum
- l'immeuble (m)
- het flatgebouw
- la station de métro
- het metrostation
- le magasin
- de winkel
- faire du vélo
- fietsen
- la plage
- het strand
- la voiture
- de auto
- la circulation
- het verkeer
- ouvert (ouvrir)
- open/
geopend (openen) - l'arrêt de bus (m)
- de bushalte
- au-dessus
- boven
- la chose
- het ding
- il faut
- je moet/
het is nodig - dangereux/
dangereuse - gevaarlijk
- faire du surf
- surfen
- plus tard
- later
- traverser
- oversteken
- en face de
- tegenover
- l'été (m)
- de zomer
- je veux (vouloir)
- ik wil (willen)
- le coin
- de hoek
- la campagne
- het platteland
- le garage
- de garage
- l'entrée (f)
- de ingang
- la porte (f)
- de deur
- l'escalier (m)
- de trap
- l'ascenseur (m)
- de lift
- l'étage (m)
- de verdieping
- le meuble
- het meubelstuk
- la pièce
- de kamer/
het vertrek - la chambre
- de slaapkamer
- la cuisine
- de keuken
- la salle de bains
- de badkamer
- la salle de séjour
- de woonkamer
- la fenêtre
- het raam
- l'armoire (f)
- de kast
- les toilettes (f pl)
- het toilet
- la chaise
- de stoel
- la table
- de tafel
- le lit
- het bed
- le bâtiment
- het gebouw
- le toit
- het dak
- la ferme
- de boerderij
- le parking
- de parkeerplaats
- vivre
- wonen/
leven - monter
- naar boven gaan
- descendre
- naar beneden gaan
- exactement
- precies
- acheter
- kopen
- désordre
- de rommel
- contre
- tegen
- à place
- de plaats
- moyen/
moyenne - gemiddeld
- tu peux (pouvoir)
- jij kunt (kunnen)
- dommage
- jammer
- c'est ça
- dat klopt
- le bureau
- het bureau
- clair
- licht
- une semaine
- de week
- prochain
- volgend
- pour
- om te/
voor - les affaires (f pl)
- de spullen
- ranger
- opruimen
- le mur
- de muur
- on met (mettre)
- men legt/
zet (leggen, zetten) - par terre
- op de grond
- à taille
- de afmeting/
maat - le canapé
- de bank
- les vêtements (m pl)
- de kleren
- elle à manger
- de soep