Frans - BRAVOURE 1.0 - 3 VWO - Theme 4 - Paroles

Frans - BRAVOURE 1.0 - 3 VWO - Theme 4 - Paroles

Woorden in deze lijst (25)

quitter
verlaten
de bonne/mauvaise humeur
goed-/slechtgehumeurd zijn
regretter
spijt hebben
tomber amoureux/amoureuse
verliefd worden
se disputer
ruzie maken
rompre
uitmaken
fatigué
moe
le petit ami/la petite amie
het vriendje/vriendinnetje
embrasser
zoenen
déçu
teleurgesteld
fou/folle
gek
surpris
verrast
redoubler
blijven zitten
gâché/gâcher
verpest/verpesten
impatient
ongeduldig
il y a quelques mois
een paar maanden geleden
jeter
gooien
en colère
kwaad
avoir le trac
zenuwachtig, nerveus zijn
la faute
de fout
Ça n’a pas l’air d’aller.
Het lijkt alsof het niet goed gaat./Het lijkt niet goed te gaan.
Ce n’est pas (si) grave.
Zo erg is het niet.
Fais-toi confiance.
Heb vertrouwen in jezelf.
C’est/était pareil pour moi.
Ik heb/had dat ook.
Ça m’énerve.
Dat vind ik irritant./Dat maakt me kwaad.
Hoi Gast!