AK H3
1keer geoefend
Woorden in deze lijst (47)
Origineel
- actualiteitsprincipe
- de aanname dat processen op aarde in het verleden op een vergelijkbare wijze verliepen als nu
- paleoklimaat
- klimaat in het verleden
- terugkoppelingsmechanisme
- een reeks processen die de oorspronkelijke verandering beïnvloedt
- albedo
- de hoeveelheid inkomende zonnestraling die door spiegelende oppervlakken zoals wolken, sneeuw, ijs en stof wordt teruggekaatst naar het heelal
- kortgolvige straling
- straling die bestaat uit elkaar kort opvolgende trillingen, in de context van het hoofdstuk afkomstig van de zon
- langgolvige straling
- straling die bestaat uit relatief trage trillingen, in de context van het hoofdstuk afkomstig van het aardoppervlak
- latente energie
- de energie die nodig is om water te verdampen en die hoog in de lucht bij de condensatie weer vrijkomt als warmte
- stralingsbalans
- het evenwicht in inkomende en uitgaande straling op aarde
- versterkt broeikaseffect
- het deel van het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door menselijk handelen, waarbij het met name om de uitstoot van koolstofdioxide gaat
- aride zone
- landschapszone gekenmerkt door een lage hoeveelheid neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen
- boreale zone
- landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn; er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud
- gematigde zone
- landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien; momenteel is deze zone dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw
- polaire zone
- landschapszone rond de polen met ijskappen, gletsjers en toendra
- subtropische zone
- landschapszone op de overgang van aride en gematigde zones, vaak gekenmerkt door droogtetolerante vegetatie
- tropische zone
- landschapszone rond de evenaar, gekenmerkt door tropisch regenwoud, savanne en tropische landbouw
- klimaatmodel
- wiskundig model dat het klimaat simuleert
- uitstoot van broeikasgassen
- het door menselijk handelen aan de atmosfeer toevoegen van gassen die daar warmte vasthouden, zoals koolstofdioxide, methaan en waterdamp
- verandering in landgebruik
- het door menselijk handelen veranderen van landgebruik, zoals de kap van bos en overmatige begrazing
- klimaatclassificatie van Köppen
- indeling van klimaten op basis van de samenhang tussen klimaat en natuurlijke plantengroei
- klimaatfactoren
- oorzaken voor klimaatverschillen: geografische breedteligging, gebergte en hoogte, type oppervlak
- klimaatgebied
- groot gebied met sterke overeenkomsten in klimaat
- landschapszone
- groot gebied met sterke overeenkomsten in landschap
- adaptatie
- aanpassen aan de veranderende omstandigheden en in-zichten, in dit geval door bijvoorbeeld het verhogen van de dijken als gevolg van hedendaagse klimaatverandering
- mitigatie
- het aanpakken van de oorzaken van hedendaagse klimaatverandering, bijvoorbeeld door het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen
- risicoanalyse
- inschatting van de risico’s die we door klimaatverandering lopen; het gaat dan om de aard van het risico (bijvoorbeeld zeespiegelstijging en extreem weer) en de grootte van het risico (hoeveel en hoe waarschijnlijk)
- ruimtelijke afwenteling
- nadelige effecten van handelen in een gebied die vooral voelbaar zijn in een ander gebied; de uitstoot van koolstofdioxide in rijke landen kan bijvoorbeeld leiden tot overstromingen in arme landen
- El Niño
- toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij in plaats van de normale stroming van oost naar west, het oceaanwater van west naar oost richting Peru stroomt en daar opwelling van koud diepzeewater belemmert
- El Niño Southern Oscillation (ENSO)
- het gehele systeem van El Niño, La Niña en de zuidelijke oscillatie samen
- La Niña
- toestand van de equatoriale Grote Oceaan, waarbij oceaanwater in de normale stroming van oost naar west richting Indonesië stroomt en opwelling van koud diepzeewater bij Peru stimuleert
- zuidelijke oscillatie
- voortdurende verandering in het luchtdrukverschil over de Grote Oceaan tussen Indonesië en Peru; de veranderingen kennen een min of meer vast patroon (cyclus)
- extreem weer
- weertype dat ongebruikelijk heftig is, zoals storm, hevige regen en langdurige droogte
- voedselproductie
- al het voedsel dat wereldwijd wordt geproduceerd. Deze productie is sterk afhankelijk van weersomstandigheden.
- zeespiegelstijging
- een toename in de hoogte van de zeespiegel, in de context van hedendaagse klimaatverandering het gevolg van het smelten van ijskappen en gletsjers en (in mindere mate) het uitzetten van zeewater
- atmosferische circulatie
- algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij behorende lage- en hogedrukgebieden (zie ook mondiale windsysteem)
- corioliseffect
- het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking krijgen door de draaiing van de aarde; op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links (zie ook wet van Buys Ballot)
- hogedrukgebied
- een gebied met een hoge luchtdruk dat ontstaat doordat lucht daalt
- intertropische convergentiezone (ITCZ)
- lagedrukgebied rond de evenaar
- lagedrukgebied
- een gebied met een lage luchtdruk dat ontstaat doordat lucht opstijgt
- moesson
- wind die van de subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait, die vervolgens kruist en van richting verandert; op het noordelijk halfrond komt de moesson uit het zuidwesten, op het zuidelijk halfrond uit het noordwesten
- mondiale windsysteem
- algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij behorende lage- en hogedrukgebieden (zie ook atmosferische circulatie)
- passaat
- wind die van de subtropische hogedrukgebieden (30° N.B. en Z.B.) richting de evenaar waait; op het noordelijk halfrond komt deze uit het noordoosten, op het zuidelijk halfrond uit het zuidoosten
- wet van Buys Ballot
- het effect dat luchtstromen een zijdelingse afwijking krijgen door de draaiing van de aarde; op het noordelijk halfrond is deze afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links (zie ook corioliseffect)
- diepwaterpomp
- proces waarbij koud en zout water zinkt, hetgeen de thermohaliene circulatie aandrijft
- koude zeestroom
- zeestroom die afkomstig is uit een kouder gebied
- oceanische circulatie
- containerbegrip voor alle oceaan- en zeestromen
- thermohaliene circulatie
- stroming van zeewater op enige tot grote diepte, aangedreven door verschillen in temperatuur en zoutgehalte
- warme zeestroom
- zeestroom die afkomstig is uit een warmer gebied