nederlands toetsweek 1
4
Woorden in deze lijst (29)
Origineel
- immoreel
- wat ingaat tegen het gevoel van wat goed en eervol is
- bemiddelde
- rijk, welgesteld
- constructie
- manier waarop iets in elkaar zit
- emeritus
- gepensioneerd(wordt gebruikt voor o.a. hoogleraren )
- fertiliteit
- vruchtbaarheid
- immuun
- niet vatbaar of ongevoelig voor iets
- mediteren
- je heel sterk concentreren
- ontluisteren
- wat een gevoel van sterke teleurstelling of lichte wanhoop oproept
- pervers
- slecht,verdorven
- uitbuiting
- iemands kennis of werk gebruiken zonder hem daarvoor te belonen
- ambassadeur
- iemand die als vertegenwoordiger van zijn land in een ander land woont
- conflict
- verschil van mening, ruzie
- evangeliseren
- het geloof verspreiden
- geestelijkheid
- mensen met een kerkelijk ambt
- in de marge leven
- aan de rand van de samenleving leven, niet belangrijk zijn
- kneuterig
- bekrompen, burgelijkheid
- pr
- public relations, communicatie om het imago van een organisatie te bevorderen
- staatsbanket
- groot feestmaal ter ere van een bezoekend staatshoofd
- verankeren
- vastzetten,vastleggen
- aanvankelijk
- in eerste instantie
- betweter
- iemand die altijd aalles beter denkt te weten
- bewindspersoon
- bestuurder,regeerder
- elite
- de mensen die de meeste macht en rijkdom hebben
- het tikt aan
- het is duur
- je tanden ergens inzetten
- je ergens helemaal op storten
- kunde
- vaardigheid,kunst
- onderpresteerder
- iemand die minder goed presteert dan verwacht
- snakken naar
- erg naar iets verlangen
- talloos
- zeer veel