§10.1 De bouw en functie van DNA

0keer geoefend
Woorden in deze lijst (22)
Origineel
- DNA
- Desoxyribonucleïnezuur; bevat genetische informatie
- Genetische informatie
- Informatie voor erfelijke eigenschappen
- Genoom
- Geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme
- Chromosomen
- Zeer lange dubbelstrengs DNA-moleculen
- Kern-DNA
- DNA in alle chromosomen in de celkern bij eukaryoten
- Mitochondriaal DNA
- DNA in mitochondriën
- Chloroplast-DNA
- DNA in chloroplasten
- Plasmiden
- Korte, vaak circulaire stukjes DNA in het cytoplasma bij sommige prokaryoten
- Nucleïnezuur
- Een DNA-molecuul is een nucleïnezuur
- Nucleotiden
- DNA bestaat uit twee ketens van aan elkaar gekoppelde nucleotiden die bestaan uit desoxyribose, een fosfaatgroep en een stikstofbase
- Enkelstrengs DNA-molecuul
- Streng van afwisselend aan elkaar gekoppelde desoxyribosen en fosfaatgroepen
- 5'-uiteinde
- Uiteinde van een DNA-keten waar zich een fosfaatgroep bevindt
- 3'-uiteinde
- Uiteinde van een DNA-keten waar zich een OH-groep bevindt
- Afleesrichting
- De richting van het 3'-uiteinde naar het 5'-uiteinde waarin DNA-replicatie plaatsvindt
- Basenparing
- Stikstofbasen verbinden twee DNA-nucleotideketens met elkaar door vaste basenparing
- Dubbelstrengs DNA
- Twee nucleotidenketens die bij elkaar worden gehouden door de waterstofbruggen tussen de complementaire stikstofbasen
- Helixstructuur
- In een dubbelstrengs DNA-molecuul zijn twee ketens in een spiraalvorm om elkaar heen gedraaid
- Histonen
- Eiwitten waar DNA omheen is gewikkeld
- Nucleosoom
- Een aantal histonen bij elkaar met het eromheen gewikkelde DNA
- Sequentie
- Volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molduccul zijn gerangschikt
- Gen
- Deel van een chromosoom dat de genetische informatie bevat voor een of meer erfelijke eigenschappen of voor een deel van eenerfelijke eigenschap
- Niet-coderend DNA
- DNA dat niet codeert voor eiwitten