ZugSpitze - HAVO(V) - Textarbeitsbuch 3 - Schritt 12 - Redemittel
Woorden in deze lijst (8)
Origineel
- Wanneer en waar komt de trein naar Graz aan?
- Wann und wo kommt der Zug nach Graz an?
- Op welke dag gaan we naar Bregenz?
- An welchem Tag fahren wir nach Bregenz?
- Wat heb ik allemaal nodig voor een appeltaart?
- Was brauche ich alles für einen Apfelkuchen?
- Hoe maak ik een milkshake?
- Wie mache ich einen Milchshake?
- Wat moet ik in de supermarkt kopen?
- Was soll ich im Supermarkt kaufen?
- Ik zou graag de menukaart willen hebben.
- Ich hätte gerne die Speisekarte, bitte.
- Een Wiener Schnitzel met frites, alstublieft.
- Ein Wiener Schnitzel mit Pommes, bitte.
- Heeft u ook een pizza voor vegetariërs?
- Haben Sie auch eine Pizza für Vegetarier?
