VIVO - 1 vmbo-t/havo - hoofdstuk 6 - Voortplanting
Woorden in deze lijst (18)
Origineel
- bestuiving
- als stuifmeelkorrels van de ene bloem op de stamper van een andere bloem van dezelfde soort terechtkomen
- bevruchting
- samensmelten van de celkernen van twee geslachtscellen; bij dieren een eicel en een zaadcel en bij planten een eicel en een stuifmeelkorrel
- eicellen
- vrouwelijke geslachtscellen
- geslachtelijke voortplanting
- voortplanting waarbij bevruchting plaatsvindt door het samensmelten van een mannelijke en een vrouwelijke geslachtscel
- kelkbladen
- kleine, groene bladeren aan de buitenkant van de bloem die de bloemknop beschermen
- kroonbladen
- vaak opvallend gekleurde, grote bladeren van de bloem
- meeldraden
- de mannelijke geslachtsorganen van een bloem die stuifmeel produceren
- nectar
- zoete vloeistof waarmee bloemen insecten aantrekken
- ongeslachtelijke voortplanting
- voortplanting waarbij uit een klein deel van het organisme een nieuw organisme kan ontstaan, en dus geen geslachtscellen nodig zijn
- stamper
- vrouwelijk geslachtsorgaan van een bloem
- stempel
- onderdeel van de stamper, belangrijk bij de bestuiving
- stijl
- onderdeel van de stamper, hierdoor groeit de stuifmeelbuis na bestuiving
- stuifmeelbuis
- dun buisje dat uit de stuifmeelkorrel groeit
- stuifmeelkorrels
- mannelijke geslachtscellen van een plant
- vrucht
- Deel van een plant dat bestaat uit een zaad met een vaak sappig omhulsel. Het omhulsel (het vruchtvlees) beschermt het zaad en zorgt voor de verspreiding van het zaad bijvoorbeeld doordat dieren het vruchtvlees eten en het zaad meenemen.
- vruchtbeginsel
- onderdeel van de stamper, na bevruchting groeit het uit tot een vrucht
- zaad
- uitgegroeid zaadbeginsel dat ontstaat na geslachtelijke voortplanting van een plant en kan uitgroeien tot een nieuwe plant
- zaadbeginsel
- deel van het vruchtbeginsel waarin de eicel en de kern van een stuifmeelkorrel samensmelten (bevruchting)