Nectar - 3 vmbo-gt - Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken

Nectar - 3 vmbo-gt - Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken

Woorden in deze lijst (73)

afvaleters
consumenten (bodemdieren) die leven van het afval van planten en dieren in de voedselkringloop
alcohol
een stof die gistcellen uitscheiden
antibiotica
verzamelnaam voor bacteriedodende geneesmiddelen (medicijnen) zoals penicilline
bacterierijk
de groep waar alle bacteriën bij horen; bacteriën hebben cellen met een celwand, celmembraan, cytoplasma en chromosomen die los in het cytoplasma liggen. Een aantal bacteriesoorten bewegen met zweepharen
biotechniek/biotechnologie
levende wezens (bio) voor je laten werken met een speciale werkwijze (techniek)
bladgroenkorrels
onderdelen in de plantencel waar fotosynthese plaatsvindt; daarbij wordt met energie uit zonlicht glucose gemaakt. Bladgroenkorrels geven de plant zijn groene kleur
cel
kleinste bouwsteen van een organisme; de bouw van de cellen van het plantenrijk, dierenrijk, schimmelrijk en bacterierijk is verschillend
celdeling
de manier waarop bacteriën zich vermeerderen
celkern
klein bolletje in een cel dat alles regelt wat er in de cel gebeurt; in de celkern liggen de chromosomen
celmembraan
vliesje dat bij een plantencel, schimmelcel en bacteriecel tegen de celwand aan ligt en bij een dierlijke cel aan de buitenkant ligt. De celmembraan regelt welke stoffen de cel in- en uitgaan
celwand
buitenste, stevige laag om een plantencel, schimmelcel en bacteriecel
chromosomen
dunne draden in de celkern van planten, dieren en schimmels die vooral uit DNA bestaan; bij bacteriën liggen chromosomen los in het cytoplasma
conserveren
voedsel langer houdbaar maken door de groei van schimmels en bacteriën te remmen of door schimmels en bacteriën te doden
consumenten
gebruikers van voedingsstoffen in de voedselkringloop; dieren die planten of andere dieren eten
cytoplasma
stroperige vloeistof in de cel waarin andere celonderdelen liggen; komt voor bij alle cellen
determineertabel
een keuzelijst met kenmerken voor het opzoeken van de naam van een organisme
determineren
het opzoeken van de naam van een organisme met een zoekkaart of een determineertabel
dierenrijk
de groep waar alle dieren bij horen; dieren hebben cellen met cytoplasma, een celmembraan en een celkern
DNA
de stof waaruit chromosomen vooral bestaan; DNA bevat de bouwbeschrijving van een organisme: hoe een organisme eruit ziet en hoe een organisme werkt. Organismen van één soort hebben voor 99% hetzelfde DNA
eencellig organisme
organisme dat maar uit één cel bestaat zoals boomalgen (plant), pantoffeldiertjes, bacteriën en gistcellen (schimmel)
energierijke stof
stof die energie bevat, bijvoorbeeld glucose, vetten, zetmeel en eiwitten
flora
een boek met determineertabellen en afbeeldingen van planten
fotosynthese
hierbij maakt een plant uit water en koolstofdioxide de stoffen glucose en zuurstof. Fotosynthese gebeurt in de bladgroenkorrels en er is energie uit (zon)licht voor nodig
gen
stukje DNA van een chromosoom dat één erfelijke eigenschap van een organisme bepaalt
genetisch modificeren
het veranderen van DNA van organismen om organismen nieuwe eigenschappen te geven
geslachtsnaam
de naam van het geslacht waar een organisme bij hoort; dat is het eerste deel van de wetenschappelijke naam van een organisme. De geslachtsnaam wordt altijd met een hoofdletter geschreven
gewervelde dieren
alle dieren met een wervelkolom. Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren zijn gewervelde dieren
gist
eencellige schimmel die gebruikt wordt bij het maken van brood, bier en wijn
glucose
de belangrijkste energierijke voedingsstof; wordt tijdens de fotosynthese in bladgroenkorrels in plantencellen gemaakt en wordt daarna omgezet in andere energierijke stoffen zoals vetten, zetmeel en eiwitten
houtachtige planten
planten die stevig zijn door houtstof in de celwanden; bomen en struiken
houtcellen
cellen waarvan alleen de dikke celwanden met houtstof over zijn
houtstof
een harde en stevige stof in de celwanden van houtcellen bij houtachtige planten
inwendig skelet
skelet binnenin het lichaam; komt voor bij gewervelde dieren
kenmerk
iets waar je organismen aan herkent
koolstofdioxide
gas dat planten nodig hebben voor fotosynthese; planten halen dit gas uit de lucht
kruidachtige planten
planten die zijn stevig zijn door water in de vacuoles van de cellen; de met water volgezogen vacuoles drukken tegen de celwanden
levenskenmerken
kenmerken die bij levende wezens (organismen) voorkomen: voeding, groei, ademhaling, uitscheiding, reageren (prikkels waarnemen en daarop reageren) en voortplanting
melkzuur
een stof die melkzuurbacteriën uitscheiden; geeft de zure smaak aan yoghurt en zuurkool
melkzuurbacteriën
bacteriën die worden gebruikt bij het maken van yoghurt en zuurkool
mineralen
voedingszouten (meststoffen) die planten nodig hebben voor de groei. Schimmels en bacteriën breken afval van planten en dieren af tot mineralen
moderne biotechnologie
veranderen van het DNA van een organisme door een gen met een gewenste eigenschap in de celkern te brengen
ordening
organismen indelen in groepen door te kijken naar overeenkomsten en verschillen
orgaan
deel van een organisme met een bepaalde taak (functie)
orgaanstelsel
een aantal organen die samenwerken aan dezelfde taak (functie)
organisme
levend wezen: planten, dieren, schimmels en bacteriën
paddenstoel
het deel van een schimmel dat voor de voortplanting is; hierin ontstaan de sporen
pasteuriseren
manier van conserveren waarbij voedsel korte tijd wordt verhit op 70° C. de groei van bacteriën en (sporen van) schimmels wordt door pasteuriseren sterk geremd
penicilline
een stof afkomstig van een schimmel die de ziekteverwekkende bacteriën in je lichaam doodt door hun celwanden stuk te maken
plantenrijk
de groep waar alle planten bij horen; planten hebben cellen met een celmembraan, cytoplasma, een celkern, een vacuole, bladgroenkorrels en een celwand
producenten
makers van voedingsstoffen in de voedselkringloop; groene planten zijn producenten
reducenten
organismen die afval verteren tot mineralen in de voedselkringloop; schimmels en bacteriën zijn reducenten
rijk
groep organismen met dezelfde soort cellen. Er zijn vier rijken: plantenrijk, dierenrijk, schimmelrijk, bacterierijk
schimmelrijk
de groep waar alle schimmels bij horen; schimmels hebben cellen met een celmembraan, cytoplasma, een celkern, een vacuole en een celwand
soort
organismen behoren tot één soort als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Nakomelingen zijn vruchtbaar als ze zelf ook weer nakomelingen kunnen krijgen
soortaanduiding
tweede deel van de wetenschappelijke naam van een organisme
sporen
de voortplantingscellen van schimmels; hieruit groeien nieuwe schimmeldraden
sporenkapsel
de kleine (zwarte) bolletjes bovenop schimmeldraden van sommige soorten schimmels; hierin ontstaan sporen
steriliseren
manier van conserveren waarbij voedsel langere tijd boven 120° C wordt verhit; bacteriën en (sporen van) schimmels gaan door pasteuriseren dood
uitwendig skelet
skelet aan de buitenkant van het lichaam; komt voor bij insecten, kreeften, krabben en sommige weekdieren
vacuole
blaasje in de cel, dat vol met water zit; hierdoor is de cel stevig. Cellen van planten en schimmels hebben een vacuole
veredelen
kruisen of fokken van planten en dieren om organismen met betere of mooiere eigenschappen te krijgen
voedselinfectie
krijg je door het eten van bedorven voedsel; veroorzaakt door giftige afvalstoffen van schimmels en bacteriën
voedselkringloop
de weg die voedingsstoffen gaan via planten, dieren, afvaleters en schimmels en bacteriën
weefsel
een groep cellen met dezelfde vorm en taak (functie)
wervelkolom
op elkaar gestapelde (kolom) wervels aan de rugzijde van gewervelde dieren
wetenschappelijke naam
de Latijnse naam van organismen die iedereen over de hele wereld gebruikt; bestaat uit de geslachtsnaam en de soortaanduiding
zoekkaart
een blad met vragen over kenmerken van organismen; voor het opzoeken van de naam van een organisme, vaak met plaatjes erbij
zuiveringsinstallatie
een aantal grote tanks waarin bacteriën afvalstoffen in rioolwater afbreken tot koolstofdioxide, water en mineralen
zwamvlok
het netwerk van draden van een schimmel waarmee de schimmel voedsel opzuigt. De schimmeldraden kunnen overal in groeien: in de bodem, in dood hout of in voedsel
kloppende vacuole
vacuole in een pantoffeldiertje, hiermee pompt het pantoffeldiertje water de cel uit
mitochondriën
organellen van een cel die glucose verbranden
organellen
onderdelen van de cel met een eigen taak
voedselvacuole
instulping van het celmembraan waaruit een blaasje ontstaat. In het blaasje wordt het voedsel verteerd
Hoi Gast!