Nectar - 5 vwo - Hoofdstuk 13 - Zenuwstelsel
Woorden in deze lijst (74)
Origineel
- aangeboren reflex
- vanaf de geboorte aanwezig
- absoluut refractaire periode
- Periode na een actiepotentiaal waarin neuron ter plekke korte tijd ongevoelig is voor nieuwe prikkels.
- actiepotentiaal
- Een verandering in de membraanpotentiaal van een actief neuron.
- alles-of-nietsprincipe
- In een neuron ontstaat pas een actiepotentiaal wanneer de prikkeldrempel is overschreden.
- animaal zenuwstelsel
- Regelt het contact met de omgeving door de informatie uit zintuigen te verwerken en op een juiste manier te koppelen aan je spieren.
- antagonistische werking
- tegengestelde werking
- astrocyten
- Spelen een belangrijke rol bij de uitwisseling van stoffen tussen het bloed en het hersenvocht; zitten als een vrijwel gesloten kring rondom de haarvaten.
- autonoom zenuwstelsel
- Regelt je ademhaling, de werking van je hart en andere inwendige organen; werkt buiten de wil om.
- axon
- Afvoerend deel van een neuron; voert impulsen vanaf het cellichaam naar andere neuronen, spieren of klieren.
- biologische klok
- Onderdeel van de hypothalamus, regelt je natuurlijke dag-nacht-ritme.
- bloed-hersenbarrière
- Beschermt de hersenen onder andere tegen ongewenste stoffen.
- cellen van Schwann
- Cellen rondom een uitloper van een neuron waaruit de myelineschede ontstaat.
- cellichaam
- onderdeel van een neuron, bevat de kern
- centraal zenuwstelsel (CZS)
- Bestaat uit zenuwcellen van de hersenen en het ruggenmerg en hun ondersteunende cellen.
- dendriet
- Aftakkingen van een neuron; ontvangt informatie en geeft het door naar het cellichaam.
- depolarisatie
- verandering van de membraanpotentiaal door instroom van Na+-ionen
- dopamine
- Een stof die boodschappen van neuronen doorgeeft.
- dubbele innervatie
- Zowel het orthosympatische als het parasympatische zenuwstelsel speelt een rol bij het stimuleren respectievelijk remmen van de werking van het orgaan.
- ependymcel
- Endotheel in het CZS die de hersenkamers en ruggenmergkanaal bekleedt; produceren hersenvocht.
- excitatorisch postsynaptisch potentiaal (EPSP)
- Een membraanpotentiaal die ontstaat door stimulerende neurotransmitters.
- gemengde zenuw
- een zenuw met bundels uitlopers van zowel sensorische als motorische neuronen
- gliacellen
- ondersteunende cellen in het zenuwstelsel
- grensstreng
- streng zenuwknopen langs het ruggenmerg
- grijze stof
- donkere kleur in het CZS, afkomstig van de cellichamen van neuronen
- hersenbalk
- verbinding tussen de twee delen van de grote hersenen
- hersenschors
- De plek in de grote hersenen waar neuronen informatie aan elkaar doorgeven.
- hersenstam
- de verbinding tussen ruggenmerg en de rest van de hersenen.
- hyperpolarisatie
- Doordat de K+-poorten traag sluiten, is er een extra instroom van K+-ionen; de repolarisatie gaat iets te lang door. De membraanpotentiaal daalt tot onder de rustpotentiaal (meer negatief).
- hypothalamus
- Onderdeel van de grote hersenen, betrokken bij de homeostase; stuurt onder andere de hypofyse aan.
- impuls
- het verplaatsen van een actiepotentiaal over het membraan van het neuron
- inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP)
- Een membraanpotentiaal die ontstaat door remmende neurotransmitters.
- insnoering van Ranvier
- onderbreking in de myelineschede waar in- en uitstroom van ionen kan plaatsvinden
- ionpoort
- Membraaneiwit dat ionen doorlaat ten gevolge van een chemische of een elektrische oorzaak.
- kleine hersenen
- Coördineren de uitganginformatie naar je spieren, zodat je bewegingen vloeiend en soepel verlopen.
- membraanpotentiaal
- klein verschil in elektrische lading tussen de binnen- en buitenzijde van het celmembraan
- microgliacel
- Gliacel, die in fagocyten veranderen bij weefselbeschadiging; beschermen neuronen tegen ziekteverwekkers.
- middenhersenen
- Onderdeel van de hersenstam, spelen onder andere een rol bij reflexen met betrekking tot het zien en het horen
- motorsich neuron
- Neuron dat informatie van het CZS naar spieren of via de grensstreng naar klieren brengt.
- motorprogramma
- Maakt het mogelijk automatisch en gecoördineerd complexe handelingen uit te voeren, zoals lopen of een opslag bij tennis.
- myeline
- witte vetachtige stof, isolerend omhulsel van uitlopers van neuronen
- myelineschede
- Een isolerende laag rondom de uitlopers van een neuron, gevormd door cellen van Schwann.
- Na+-K+-pomp
- Membraaneiwit dat de rustpotentiaal handhaaft; pompt actief per keer drie Na+-ionen de cel uit en daarna twee K+-ionen de cel in.
- neuronen
- zenuwcellen
- neurotransmitter
- Een stof, opgeslagen in kleine blaasjes vlakbij de synaps, waarmee neuronen andere cellen stimuleren of remmen.
- oligodendrocyt
- Kleine gliacellen die verspreid in het CZS voorkomen, vormen - net als de cellen van Schwann - een myelineschede.
- orthosympatisch deel van het autonome zenuwstelsel
- Deel van het autonome zenuwstelsel, actief tijdens actie. Het ondersteunt de werking van je skeletspieren
- parasympatisch deel van het autonome zenuwstelsel
- Deel van het autonome zenuwstelsel, ondersteunt rust en herstel van het lichaam.
- perifeer zenuwstelsel
- Alle zenuwen samen, die zintuigen verbinden met het CZS toevoeren en het CZS met spieren en klieren.
- pons
- Onderdeel van de hersenstam, verbindt grote en kleine hersenen en is een tussenstation tussen het evenwichtszintuig in je middenoor en de kleine hersenen.
- postsynaptische membraan
- membraan van het opvolgende neuron na de synapsspleet
- presynaptische membraan
- membraan van het axon voor de synapsspleet
- prikkeldrempel
- De hoogte van de membraanpotentiaal waarbij volledige depolarisatie optreedt.
- primaire motorische schors
- Deel van de motorische schors van waaruit een primaire actie naar spieren gaat.
- reflex
- een reactie op een prikkel zonder of voordat er bewustwording optreedt
- reflexboog
- de weg die impulsen afleggen: zintuigcellen -> sensorische neuronen -> schakelneuronen -> motorische neuronen -> spiercellen (of kliercellen)
- relatief refractaire periode
- Periode na een actiepotentiaal, waarin steeds meer Na+-poorten beschikbaar zijn en een extra sterke prikkel tot een nieuwe actiepotentiaal kan leiden.
- repolarisatie
- door uitstroom van K+-ionen herstelt de membraanpotentiaal zich weer
- ruggenmerg
- Verbindt de hersenen met de perifere zenuwstelsel.
- saltatoire impulsgeleiding (sprongsgewijze impulsgeleiding)
- De impulsgeleiding gaat bij gemyeliniseerde uitlopers van insnoering naar insnoering.
- schakelneuron
- Neuron in het centraal zenuwstelsel dat impulsen van sensorische neuronen aan andere neuronen in het CZS doorschakelt.
- secundair gehoorcentrum
- Deel van de sensorische schors waar je geluiden, die in het primaire gehoorcentrum ontstaan, interpreteert.
- secundaire motorische schors
- Deel van de motorische schors die informatie bevat over gecoördineerde bewegingen zoals pianospelen en fietsen
- sensorisch centrum
- Deel van de sensorische hersenschors waar neuronen de binnenkomende informatie van een zintuig verwerken
- sensorisch neuron
- Neuron dat informatie van zintuigen naar het CZS brengt.
- spinaal ganglion
- Een verdikking in een sensorische zenuw, bevat de cellichamen van de neuronen
- summatie
- de optelsom van alle exciterende en inhiberende neurotransmitters
- synaps
- Ruimte tussen de membranen van twee neuronen waar impulsen via neurotransmitter kunnen overspringen of uitdoven.
- synapsspleet
- spleetvormige ruimte tussen twee neuronen
- thalamus
- Onderdeel van de grote hersenen dat selecteert welke impulsen van zintuigen naar de verschillende gebieden van de hersenschors gaan.
- thermostaat
- Onderdeel van de hypothalamus, regelt de lichaamstemperatuur.
- tight junctions
- Verbindingen tussen endotheelcellen, waardoor de ruimtes tussen de cellen klein zijn.
- verlengde merg
- Onderdeel van de hersenstam waar de zenuwbanen (links-rechts) kruisen; bevat regelcentra voor vitale functies.
- witte stof
- lichte kleur in het CZS, afkomstig van de myeline om de uitlopers van neuronen
- zwervende zenuw
- Een van de hersenzenuwen, onderdeel van het parasympatisch zenuwstelsel, maakt verbinding met verteringsklieren, hart en longen.