chapitre 1 - 4 havo - mes proches- écouter c
Woorden in deze lijst (35)
Origineel
- le rapport
- de relatie
- le membre
- het lid
- la famille nombreuse
- het grote gezin
- la dispute
- de ruzie
- le fils/la fille unique
- het enige kind
- le jumeau/la jumelle
- de tweeling m/v
- le chagrin
- het verdriet
- l’adolescence v
- de puberteit
- le centre d’intérêt
- de interesse
- pareil
- gelijk
- attentionné
- attent
- connecté
- verbonden
- soudé
- verenigd
- proche
- dichtbij
- le souci
- de zorg
- les gens m mv
- de mensen
- le reproche
- het verwijt
- la confiance
- het vertrouwen
- la solitude
- de eenzaamheid
- l’entourage m
- de omgeving
- affirmer
- stellen/beweren
- se confier
- toevertrouwen
- oublier
- vergeten
- révéler
- onthullen
- rapprocher
- bij elkaar brengen
- réunir
- verenigen
- aîné
- oudst
- bavard
- spraakzaam
- pénible
- lastig
- ménager
- huishoudelijk(e)
- cadet(te)
- jonger(e)
- sûr
- veilig
- l’inverse m
- het tegenovergestelde
- au lieu de
- in plaats van
- alors que
- terwijl
