Begrippenlijst maatschappijleer §4.1

0keer geoefend
Woorden in deze lijst (14)
Origineel
- Pluriforme samenleving
- Een samenleving waarin veel verschillen tussen mensen bestaan in levensstijl, godsdienst en andere cultuurkenmerken.
- Cultuur
- Alle waarden, normen, gewoonten en andere aangeleerde cultuurkenmerken die mensen binnen een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
- Cultuurkenmerk
- Een eigenschap of gedraging die voortkomt uit de cultuur van mensen zoals waarden, normen en gewoonten.
- Socialisatiefunctie van cultuu
- Het proces waardoor de cultuur van de groep waar iemand bij hoort een deel van zijn persoonlijkheid bepaalt.
- Gemeenschappelijk referentiekader
- Alles wat mensen gezamenlijk bezitten aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.
- Gedragsregulering
- Sturing van het gedrag van mensen zodat het geordend en voorspelbaar verloopt.
- Dominante cultuur
- Alle waarden, normen en gewoonten en andere cultuurkenmerken die de meerderheid van de bevolking met elkaar deelt en als vanzelfsprekend beschouwt.
- Subcultuur
- Een cultuur waarin sommige waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur.
- Culturele diversiteit
- Het naast elkaar bestaan van veel verschillende subculturen en levensstijlen.
- Gender
- Culturele verschillen tussen mannen en vrouwen.
- Rolpatronen
- Algemene verwachtingen en opvattingen over hoe iemand zich hoort te gedragen.
- Etnische subcultuur
- Cultuur van een groep mensen die zich onderling verbonden voelt door hun land van herkomst en de daarbij horende waarden, normen, gewoonten en andere cultuurkenmerken.
- Tegencultuur
- Cultuur van groepen die zich verzetten tegen (delen van) de dominante cultuur en die willen veranderen.
- Sociale cohesie
- De mate waarin mensen zich verbonden voelen met elkaar.