Unit 4 - Lesson 3 - Speaking and conversations - NL/ENG

Unit 4 - Lesson 3 - Speaking and conversations - NL/ENG

Woorden in deze lijst (36)

advocaat
lawyer
apotheker
chemist (UK), pharmacist (US)/chemist (UK), pharmacist (US)
baan
job
baas
boss
dokter
doctor
kapper
hairdresser
kassamedewerker/cassière
cashier
krantenbezorger
newspaper carrier
oppas
babysitter
salaris
salary
tandarts
dentist
vakkenvuller
shelf stocker
verdienen
to earn
werken
to work
winkelmedewerker
shop assistant
Waar zullen we afspreken?
Where shall we meet?
Hoe laat zullen we afspreken?
When shall we meet?
Zou 4 uur goed uitkomen?
Would 4 o’clock be all right?
Schikt 15.00 uur aanstaande vrijdag?
How about 3 p.m. this Friday?
Ik zie je hier in de winkel om 16.00 uur aanstaande vrijdag.
I’ll see you here in the shop at 4 p.m. this Friday.
Wat vind je van vijf per week om meet te beginnen? Is dat goed?
What do think about five a week to start with? Is that all right?
Wil je volgende maand beginnen?
Would you like to start next month?
Wat vind je van de eerste?
How about the first?
Zullen we elkaar treffen op mijn kantoor?
Let’s meet at my office.
Het spijt me, maar ik kan niet komen om 15.00 uur.
I’m (very) sorry, but I can’t come at 3.
Ik vrees dat ik je niet kan treffen om vijf uur.
I’m afraid I won’t be able to meet you at five o’clock.
Het spijt me zeer, maar ik kan niet om 19.00 uur.
I do apologise, but I won’t be able to make it at 7.
Dat zou geweldig zijn.
That would be great.
Dat zou leuk zijn.
That would be nice.
Dat klinkt goed.
That sounds good.
Wat voor werk doe je? – Ik ben piloot.
What do you do? - I’m a pilot.
Ik wil graag ingenieur worden.
I’d like to be an engineer.
Wat doe je voor de kost?
What do you do for a living?
Waar werk jij? – Ik werk bij een supermarket.
Where do you work? - I work at a supermarket.
Ik ben vrijwilliger bij het museum.
I work as a volunteer at the museum.
Vertel eens over je werk? Hoe is het?
Tell me about your job. What’s it like?
Hoi Gast!