Na klar! - 4 VMBO-GT - Bayern - Lektion 2 Sprich mal - Redemittel
Woorden in deze lijst (21)
Origineel
- Wat is je lievelingssport?
- Was ist dein Lieblingssport?
- Mijn lievelingssport is schaatsen.
- Mein Lieblingssport ist Eislaufen.
- Ik heb geen lievelingssport, want ik sport niet graag.
- Ich habe keinen Lieblingssport, denn ich mache nicht gern Sport.
- Waarom voetbal doe je graag?
- Warum spielst du gern Fußball?
- Ik voetbal graag, omdat ik dat erg leuk vind.
- Ich spiele gern Fußball, weil mir das sehr viel Spaß macht.
- Ik voetbal graag, omdat ik het liefst buiten ben.
- Ich spiele gern Fußball, weil ich am liebsten draußen bin.
- Welke sport doe je graag in de zomer?
- Welchen Sport machst du gern im Sommer?
- In de zomer zwem ik vaak.
- Im Sommer schwimme ich oft.
- Hoe vaak doe je aan sport?
- Wie oft machst du Sport?
- Ik doe één keer per week aan sport.
- Ich mache einmal pro Woche Sport.
- Ik doe bijna elke dag aan sport.
- Ich mach fast jeden Tag Sport.
- Ik doe alleen op school aan sport.
- Ich mach nur in der Schule Sport.
- Wat heb je voor je sport nodig?
- Was brauchst du für deinen Sport?
- Ik heb een trainingspak en sportschoenen nodig.
- Ich brauche einen Trainingsanzug und Sportschuhe.
- Kun je ook surfen?
- Kannst du auch surfen?
- Ja, ik kan redelijk goed surfen.
- Ja, ich kann ziemlich gut surfen.
- Nee, ik kan helaas niet zo goed surfen.
- Nein, ich kann leider nicht so gut surfen.
- Zullen we zaterdag samen gaan hardlopen?
- Wollen wir am Samstag zusammen joggen?
- Natuurlijk! Maar ik heb alleen ’s morgens tijd.
- Na klar! Aber ich habe nur morgens Zeit.
- Nee dank je, dat vind ik saai.
- Nein danke, das finde ich langweilig.
- Ik wil liever gaan zwemmen.
- Ich möchte lieber schwimmen gehen.
