Hoofdstuk 3
0keer geoefend
Woorden in deze lijst (90)
Origineel
- aardbeving
- Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten.
- aardkern
- Het binnenste van de aarde.
- aardmantel
- Deel in het binnenste van de aardbol tussen de aardkorst en de binnenkern.
- afschuivingsbreuk
- Breuk waarbij het gesteente in tweeën wordt gebroken en één blok naar beneden schuift.
- afzetmarkt
- Het aantal klanten dat producten wil kopen.
- afzettingsgesteente
- Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat door wind, water of ijs is neergelegd. Heet ook sedimentgesteente.
- aquacultuur
- Het kweken van waterorganismen, zoals vissen, garnalen, kreeften en waterplanten.
- archipel
- Eilandengroep.
- basalt
- Stollingsgesteente dat ontstaat door de snelle afkoeling van lava.
- binnenstad
- Het centrum van een stad. Heet ook stadscentrum.
- breedteligging
- De afstand van een plaats tot de evenaar.
- breuk
- Barst of scheur in de aardkorst.
- breukgebergte
- Gebergte dat ontstaat in een gebied met sterke breukactiviteit.
- caldeiravulkaan
- Oude vulkaan met een grote, kilometersbrede krater door het leeglopen van de magmakamer waardoor het dak ervan is ingestort.
- central business district (cbd)
- Het kantoren-, winkel- en uitgaansgebied van een stad.
- continentale plaat
- Plaat die bestaat uit een groot landoppervlak.
- convectiestroom
- Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde.
- convergentie
- Het naar elkaar toe drijven van platen.
- corioliseffect
- Door de draaiing van de aarde krijgt de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.
- dagbouw
- Vorm van mijnbouw: winning van delfstoffen die (vlak) aan de oppervlakte liggen.
- divergentie
- Het uit elkaar drijven van platen.
- diversificatie
- Het minder eenzijdig maken van de economie.
- duurzaamheid
- Niet meer natuurlijke hulpbronnen gebruiken dan dat er bij komen, zodat mensen er ook in de toekomst nog gebruik van kunnen maken.
- economisch machtsblok
- Gebied dat economisch sterk is doordat er veel goederen worden geproduceerd en er een grote, koopkrachtige markt is.
- effusieve uitbarsting
- Rustige vulkaanuitbarsting.
- El Niño
- Het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de Grote Oceaan extra sterk opwarmt.
- epicentrum
- Het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum.
- eruptie
- Vulkaanuitbarsting.
- explosieve uitbarsting
- Heftige vulkaanuitbarsting.
- gesteentekringloop
- Proces waarbij gesteenten door geologische processen (verwering, erosie, sedimentatie, gesteentevorming) telkens worden afgebroken en omgevormd.
- global shift
- Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld van het gebied rond de Atlantische Oceaan naar het gebied rond de Grote Oceaan.
- graniet
- Stollingsgesteente dat ontstaat door de langzame afkoeling van lava.
- hogedrukgebied
- Gebied met een teveel aan lucht waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en wordt aangevuld met dalende lucht van boven: blauwe luchten en zon. Heet ook maximum.
- hooggebergteklimaat
- Koud en nat klimaat. De temperatuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10° C.
- hotspot
- De plaats aan het aardoppervlak waar een mantelpluim door de aardkorst is gebroken.
- hypocentrum
- Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint (aardbevingshaard).
- importsubstitutie
- Producten die eerst werden ingevoerd, nu zelf gaan maken.
- inversie
- Bij inversie (= omkering) is er een hogere luchtlaag die warmer is dan de lagen eronder (normaal is: hoe hoger, hoe kouder).
- klimaat
- Het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar.
- koopkracht
- Het aantal goederen of diensten dat je van je geld kunt kopen.
- kraterpijp
- Verbinding tussen de magmakamer van een vulkaan en de krater.
- krottenwijk
- Een zelfbouwwijk met slechte huizen, weinig voorzieningen en onzekerheid voor de bewoners of ze er mogen blijven wonen. Heet ook zelfbouwwijk.
- lagedrukgebied
- Gebied met een tekort aan lucht waar lucht toestroomt over het aardoppervlak en gaat stijgen: wolken en neerslag.
- lava
- Magma dat door de aardkorst naar buiten is gestroomd.
- lijzijde
- De kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig neerslag.
- loefzijde
- De windkant van een gebergte met veel neerslag.
- luchtstreek
- Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.
- magma
- Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde.
- mantelpluim
- Opstijgend magma vanaf een vaste plek in de aardmantel.
- mediterraan klimaat
- Klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters. Heet ook Middellandse Zeeklimaat.
- megastad
- Stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
- metamorf gesteente
- Gesteente dat onder hoge druk of temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen.
- mid-oceanische rug
- Langgerekte bergrug onder in de zee, ontstaan doordat magma bij het uit elkaar drijven van oceanische platen naar boven komt.
- milieuaantasting
- Ingrepen in de natuur en het landschap waardoor de kwaliteit ervan achteruitgaat.
- milieuramp
- Door mensen veroorzaakte ramp met veel schade in de natuurlijke omgeving.
- milieu-uitputting
- Het opraken van natuurlijke hulpbronnen door menselijk gebruik.
- milieuvervuiling
- Verontreiniging van het milieu door het te gebruiken als afvalbak.
- naschok
- Aardbeving die uren, dagen of zelfs weken na een eerdere aardbeving in hetzelfde gebied plaatsvindt.
- natuurlijke bevolkingsgroei
- Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterftes.
- oceanische plaat
- Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan).
- opschuivingsbreuk
- Breuk waarbij het gesteente in tweeën wordt gebroken en één blok naar boven wordt geduwd.
- plaat
- Stuk van de aardkorst. Heet ook schol.
- plooiingsgebergte
- Gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst.
- primacy
- De mate waarin de primate city groter en belangrijker is dan de tweede stad in een land.
- primate city
- Een stad die veel groter en belangrijker is dan elke andere stad in het land.
- pyroclastische stroom
- Hete gassen vermengd met stenen en as die bij een vulkaanuitbarsting de helling afrazen. Heet ook gloedwolk.
- regenschaduw
- De lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt.
- reliëf
- Hoogteverschillen in het landschap.
- schaal van Richter
- Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven.
- schachtbouw
- Winning van delfstoffen in de ondergrond via stelsels van horizontale en verticale gangen.
- schildvulkaan
- Lage, brede vulkaan met flauwe hellingen.
- sedimentgesteente
- Zie afzettingsgesteente.
- seismisch gat
- Een gebied waar al lang geen zware aardbeving is voorgekomen vergeleken met de omringende gebieden.
- smog
- Vervuilde lucht in steden door giftige gassen van auto’s, fabrieken en huishoudens.
- stadscentrum
- Zie binnenstad.
- stollingsgesteente
- Gesteente dat is ontstaan door de afkoeling van lava of magma.
- stratovulkaan
- Vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal.
- stuwingsregen
- Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte.
- subductie
- Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat.
- subtropisch maximum
- Hogedrukgebied (of: maximum) bij 30° breedte (N.B. en Z.B.).
- temperatuurfactor
- Factor die invloed heeft op de temperatuur in een gebied.
- transforme beweging
- Het langs elkaar bewegen van platen.
- trog
- Diepe kloof onder in de zee, ontstaan door subductie van een oceanische plaat.
- tsunami
- Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt en die wordt veroorzaakt door een zeebeving.
- urbanisatiegraad
- Het percentage stedelingen in een land.
- urbanisatietempo
- De snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt.
- verstedelijking
- Stijging van het percentage mensen dat in een stad woont. Heet ook urbanisatie.
- waterdamp
- Verdampt water (gasvormig) in de lucht.
- zeeklimaat
- Klimaat met een matigende invloed van de zee op de temperatuur (’s zomers koeler, ’s winters zachter) en het hele jaar neerslag.
- zijschuivende breuk
- Breuk waarbij gesteente horizontaal langs elkaar schuift.