FORUM - 3 gym/vwo - Pruiken & revoluties

Woorden in deze lijst (66)

Origineel

koninkrijk: Land dat geregeerd wordt door een koning of koningin.
koning: Vorst die zegt dat God zijn familie heeft uitgekozen om te regeren.
oorlog: Strijd tussen twee of meer landen.
wetenschap: Betrouwbare kennis verzamelen.
verlicht: De Verlichting was een beweging die de achttiende eeuw beïnvloedde.
filosoof: Algemeen-wetenschappelijk denker.
verdraagzaamheid: Een houding waarbij je anderen accepteert.
godsdienstvrijheid: Vrijheid om de godsdienst te kiezen die je wilt.
rechtspraak: Recht van een rechter om te oordelen.
standenmaatschappij: Samenleving waarin de bevolking in verschillende standen is verdeeld.
voorrecht: Recht dat iemand heeft boven anderen.
adel: Groep mensen met voorrechten.
geestelijkheid: Stand van mensen die hun hele leven bezig zijn met de christelijke godsdienst.
godsdienst: Geloof in één of meer goden.
edele: Iemand van adel.
inspraak: Je mening ergens over geven.
democratie: Regering door het volk.
macht: Vermogen om anderen te laten doen wat jij wilt.
absolutisme: Regering door een koning die alle macht heeft.
vorst: Iemand die als enige in een land de macht heeft.
welvaart: Toestand waarin mensen genoeg hebben om goed te leven.
rationeel: Verstandelijk, redelijk.
slavernij: Het bezitten en houden van slaven.
politiek: Manier waarop mensen hun land besturen.
café: Koffiehuis.
goddelijk recht: Recht dat een vorst van God heeft gekregen.
regering: Regeren is een land besturen.
soeverein: Iemand die de hoogste macht heeft.
gevolg: Iets dat gebeurt door een eerdere gebeurtenis.
volkssoevereiniteit: Het volk heeft hoogste macht.
revolutie: Totale en ingrijpende verandering.
democratische revolutie: Revolutie die als doel heeft meer democratie in te voeren.
kolonie: Gebied buiten het eigen land dat bestuurd wordt.
emigratie: Verhuizen naar een ander land.
bestuur: Leidinggeven aan een land of bedrijf.
belasting: Verplichte geldbetaling aan de regering.
minister: Dienaar van een koning die helpt met het regeren.
protest: Tegen iets zijn.
vertegenwoordiger: Iemand die namens anderen optreedt.
opstand: Poging om de regering af te zetten.
onafhankelijkheid: Een land is onafhankelijk als het zichzelf bestuurt.
plechtig: Serieus en officieel.
burger: Iemand die als lid van een samenleving geldt.
gelijkheid: Er is gelijkheid als er geen verschillen zijn tussen mensen.
stand: Groep mensen die zich verheven voelt boven anderen.
republiek: Een staat zonder koning of andere vorst.
grondwet: Wet waarin regels voor het regeren van een land staan.
wet: Algemene regel die geldt voor iedereen in een land.
president: Hoogste bestuurder van een republiek.
wetgevend: Degene die wetten maakt.
uitvoerend: Degene die wetten uitvoert.
rechterlijk: Recht van een rechter om te oordelen.
scheiding van machten: Zorgen dat mensen die wetten maken niet dezelfde zijn als degenen die wetten uitvoeren.
Verlichting: De Verlichting was een beweging die de achttiende eeuw beïnvloedde.
plantage: Grote landbouwonderneming.
burgeroorlog: Oorlog tussen inwoners van hetzelfde land.
politicus: Iemand die zich met politiek bezighoudt.
stadhouder: Plaatsvervanger van de koning in een gewest.
regent: Bestuurder, machthebber die geen prins is.
patriot: Iemand die opkomt voor zijn vaderland.
meningsvrijheid: Vrijheid om je mening te uiten.
vrijheid van drukkers: Vrijheid om teksten te drukken en te verspreiden.
verkiezingen: Manier om bestuurders of een regering aan te wijzen.
guillotine: Machine die met een valbijl mensen snel onthoofdt.
doodvonnis: Uitspraak van een rechter waardoor iemand de doodstraf krijgt.
staatsgreep: Poging om met geweld de macht in een land over te nemen.