Na klar! - 3 HAVO - Geschmack - Les 6 Outfit - Redemittel

Woorden in deze lijst (18)

Origineel

Ik ben nogal bleek. Daarom staat beige me niet.: Ich bin ziemlich blass. Deswegen steht Beige mir nicht.
Ik weet niet zeker, of deze kleur me staat.: Ich bin nicht sicher, ob mir diese Farbe steht.
Zij draagt het liefst een zwarte rok of een witte jurk.: Sie trägt am liebsten einen schwarzen Rock oder ein weißes Kleid.
Lichte kleuren staan me net zo goed als donkere kleuren.: Helle Farben stehen mir genauso gut wie dunkle Farben.
Pastelkleuren staan mij niet.: Pastelltöne stehen mir nicht.
In de zomer draag ik nooit vesten en sjaals.: Im Sommer trage ich nie Westen und Schals.
Ik heb alleen zwarte schoenen, omdat ik die goed kan combineren.: Ich habe nur schwarze Schuhe, weil ich die gut kombinieren kann.
In de winter draag ik altijd een warme jas en handschoenen.: Im Winter trage ich immer eine warme Jacke und Handschuhe.
Met een schooluniform word je minder gepest.: Mit einer Schuluniform wird man weniger gemobbt.
Zij is rossig en draagt meestal zwarte kleren.: Sie ist rotblond und trägt meistens schwarze Kleider.
In het weekend draag ik vaak een joggingbroek en een trui.: Am Wochenende trage ich oft eine Jogginghose und einen Pullover.
Ik draag liever een T-shirt dan een blouse.: Ich trage lieber ein T-Shirt als eine Bluse.
Donkerblauw staat jou beter dan lichtblauw.: Dunkelblau steht dir besser als Hellblau.
Mijn lievelingsbroek is donkergroen.: Meine Lieblingshose ist dunkelgrün.
Ik draag meestal spijkerbroeken met een riem en wijde T-shirts.: Meistens trage ich Jeans mit einem Gürtel und weite T-Shirts.
In een schooluniform voelt zij zich niet prettig.: In einer Schuluniform fühlt sie sich nicht wohl.
Merkkleding is voor mij onbelangrijk. Ik vind het te duur.: Markenkleidung ist für mich unwichtig. Ich finde sie zu teuer.
Ik wil niet elke dag dezelfde kleding dragen.: Ich will nicht jeden Tag die gleiche Kleidung tragen.