Na klar! - 5 HAVO - Kapitel 8 - Sprich mal! - Redemittel

Woorden in deze lijst (32)

Origineel

Vraag de docent hoe de stof getoetst wordt.: Frage den Lehrer, wie der Stoff geprüft wird.
Wil je nog steeds economie gaan studeren?: Willst du noch immer Wirtschaftswissenschaften studieren?
Antwoord in hele zinnen.: Antworten in ganzen Sätzen.
Lees de tekst een paar keer hardop voor.: Lies den Text ein paar Mal laut vor.
Hoe kan ik de woordjes beter onthouden?: Wie kann ich mir die Vokabeln besser merken?
Hoe wordt mijn presentatie beoordeeld?: Wie wird meine Präsentation benotet?
Ik zou je aanraden, de presentatie een paar keer te oefenen.: Ich würde dir empfehlen, die Präsentation einige Male zu üben.
Ik heb het druk op school.: Ich habe viel zu tun für die Schule.
Wat vind jij van school?: Was hältst du von der Schule?
Duits vind ik leuk, Frans vind ik veel te moeilijk.: Deutsch mag ich, Französisch finde ich viel zu schwierig.
Meestal maak ik pas 's avonds mijn huiswerk.: Meistens mache ich erst abends meine Hausaufgaben.
Ik heb geen zin meer naar school te gaan.: Ich habe keine Lust mehr, in die Schule zu gehen.
Ik wil een goed cijfer voor natuurkunde, geschiedenis en Engels halen.: Ich will eine gute Note in Physik, Geschichte und Englisch bekommen.
Op het moment zit ik nog op het havo.: Zurzeit gehe ich noch auf die Realschule.
Welke vakken heb ik in het examenjaar?: Welche Fächer hast du im Abschlussjahr?
Voor scheikunde heb ik een onvoldoende.: In Chemie habe ich ein Ungenügend.
Gelukkig heb ik deze week alle schoolexamens gehaald.: Zum Glück habe ich diese Woche alle Abschlussprüfungen geschafft.
Het gemiddelde van mijn cijfers is beter geworden.: Mein Notendurchschnitt ist besser geworden.
Sinds een week krijg ik bijles voor aardrijkskunde.: Seit einer Woche bekomme ich Nachhilfe in Geografie.
Ik heb een 8 voor wiskunde.: Ich habe eine 2 in Mathe.
Wat wil jij volgend jaar studeren?: Was wirst du nächstes Jahr studieren?
Ik kan me niet voorstellen dat hij later bioloog wordt.: Ich kann mir nicht vorstellen, dass er später Biologe wird.
Later wil ik leraar Duits worden.: Später möchte ich Deutschlehrer werden.
Mijn ouders zullen mijn studie betalen.: Meine Eltern werden mein Studium bezahlen.
Volgend jaar ga ik aan de pabo studeren.: Nächstes Jahr werde ich an der Pädagogischen Hochschule studieren.
Heb je een open dag bezocht?: Hast du einen Tag der offenen Tür besucht?
Ik heb de juiste keuze gemaakt.: Ich habe die richtige Wahl getroffen.
De opleiding aan de hogeschool duurt ongeveer vier jaar.: Die Ausbildung an der Fachhochschule dauert etwa vier Jahre.
Er is helaas een toelatingsexamen.: Es gibt leider eine Aufnahmeprüfung.
Ik ben eerstejaars.: Ich bin im ersten Studienjahr.
Ik wil graag een jaar naar het buitenland gaan.: Ich möchte ein Jahr ins Ausland gehen.
Mijn droom is het een goed salaris te hebben.: Mein Traum ist es, ein gutes Gehalt zu verdienen.