GEBIEDEN Zuid-Amerika

Woorden in deze lijst (44)

Origineel

andesiet: Stollingsgesteente dat ontstaat bij vulkaanuitbarstingen in subductiezones.
bevolkingsdruk: De mate waarin de bewoners van een gebied beslag leggen op de aanwezige ruimte en kringlopen.
bevolkingsparticipatie: Zie sociale participatiedemocratisering.
bottom-up democratisering: Gewone burgers gaan zich steeds actiever met het bestuur van het land bemoeien.
caatinga: Benaming voor een droog steppeachtig gebied in het noordoosten van Brazilië tussen het Amazonegebied en het Atlantisch regenwoud.
cash crops: Handelsgewassen die verbouwd worden voor de verkoop.
cerrado: Benaming voor een vruchtbaar, savanneachtige hoogvlakte in het centrale westen van Brazilië.
clientelisme: Mensen uit de bovenlaag bewijzen een persoon of een groep mensen een dienst in ruil voor politieke steun [stemmen!]. De bevoorrechte positie die de elite hierdoor verwerft, wordt gebruikt om zichzelf te verrijken.
dé-agrarisatie: Proces waarbij op het platteland de landbouw snel aan betekenis inboet en mensen uittochten.
economisch dualisme: Het naast elkaar voorkomen van een moderne en een traditionele sector.
exportvalorisatie: Proces waarbij je meer aan de export probeert te verdienen door grondstoffen eerst te bewerken.
favela’s: Braziliaanse benaming voor sloppenwijk.
food crops: Voedselgewassen die men vooral voor eigen gebruik verbouwt. Eventuele overschotten worden op de lokale markt verkocht.
fragmentarische modernisering: Gedeeltelijke modernisering waardoor er in een land moderne en traditionele gebruiken en productiewijzen naast elkaar blijven bestaan.
geografisch beeld: Een beeld van een gebied op basis van controleerbare informatie over de ligging van het gebied, de ruimtelijke kenmerken ervan en de samenhang daartussen.
gezinsplanning: Door geboorteregeling het aantal kinderen en het moment van geboorten plannen.
good governance: Een transparante manier van besturen waarbij de bevolking over middelen beschikt om het regeringsbeleid te controleren en te beoordelen.
handelsbalans: Een overzicht van de waarde van de in- en uitvoer van goederen van een land.
hoogland/hoogvlakte: Een gebied met weinig reliëf dat meer dan 500 meter boven zeeniveau ligt en meestal omringd wordt door gebergten.
importsubstitutie: Het vervangen van importgoederen door eigen productie.
informal city: Spontaan gebouwde, illegale stadswijken waar de bewoners geen eigendomsrechten hebben op de huizen en/of de grond die ze bewonen. Voorzieningen en infrastructuur ontbreken of zijn van een laag niveau. Die wijken liggen vaak op plekken die gevoelig zijn voor aardverschuivingen of overstromingen.
landgrabbing: Buitenlandse bedrijven kopen in een land enorme stukken land op om er grootschalige landbouwbedrijven te vestigen.
llanos: Spaanse benaming voor een tropische boomloze grasvlakte met doornbosjes in het noorden van Zuid-Amerika. Alleen langs de oevers van de Orinoco en zijn zijrivieren groeit dicht tropisch bos.
latifundia / haciënda: Zeer grote landbouwbedrijven.
Lorenzcurve: Deze grafiek laat zien in hoeverre een bepaald kenmerk – bijvoorbeeld het inkomen – gelijkmatig is verdeeld over de bevolking. Het is een aanwijzing voor ongelijkheid.
mangrovebossen: Mangrovebossen komen voor in de tropen en subtropen in vlakke, modderige kustgebieden. Omdat de bomen altijd met de wortels in brak en zout water staan, kunnen ze ook groeien in gebieden met weinig neerslag.
mental map: Het ruimtelijk beeld dat één persoon van een bepaald gebied in zijn geheugen heeft opgeslagen.
mesties: Afstammeling van een Indiaanse en blanke (voor) ouder.
minifundia: Kleine landbouwbedrijfjes (kleiner dan 10 ha) in Midden- en Zuid-Amerika. Het land wordt vaak intensief bebouwd zodat de minifundia een hoge opbrengst per hectare hebben.
neoliberalisme: Een ontwikkelingsbeleid gebaseerd op het privatiseren van staatsbedrijven, het verlagen van handelsbarrières, het verlenen/afschaffen van overheidssubsidies, het verlagen van winstbelasting en het afschaffen van regels voor het bedrijfsleven.
oligarchie: Regering die bestaat uit een kleine groep rijke en invloedrijke personen die alle macht heeft.
pampa’s: Benaming voor de uitgestrekte boomloze vlakte in Zuid-Amerika, vooral de steppegebieden in Argentinië en aangrenzende landen.
perceptie: De manier waarop je iets waarneemt en ervaart.
populistische regering: Een regering die de nadruk legt op een sterke band tussen de grote leider en het volk. Die leider steunt op het leger, op door door hem gestichte vakbonden en op een combinatie van sociaal beleid en propaganda.
ruimtelijke segregatie: Ruimtelijke scheiding van woonwijken op basis van etniciteit of welvaart. Het komt vooral voor in stedelijke gebieden.
schild: De kern van het continent, waar de oudste gesteenten voorkomen.
selva: Benaming voor het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika, het Amazonewoud.
sociale participatie: Deelname aan organisaties als clubs, kerken, politieke partijen, verenigingen enzovoort, en het onderhouden van sociale contacten via het uitgaansleven, vriendenbezoek en sociale media.
sociale polarisatie: Proces waarbij de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot oplopende spanning en onenigheid.
stereotype: Een algemene karakterisering van een gebied of van een groep mensen die niet helemaal met de werkelijkheid overeenkomt.
subductie: Het wegduiken van een oceanische plaat in de aardmantel.
tertiariserering: Toename van het aandeel van de beroepsbevolking dat in de dienstensector werkt.
UNASUR: De Unie van Zuid-Amerikaanse Naties is een politieke en economische unie van de 12 onafhankelijke staten in Zuid-Amerika (2008).
waterkrachtcentrale: Elektriciteitscentrale die door de kracht van stromend of vallend water wordt aangedreven, ook wel hydrocentrale genoemd.