Frans - LIBRE SERVICE 4e - 4 HAVO - Chapitre 2 - PARLER
Woorden in deze lijst (33)
Origineel
- oublier
- vergeten
- le billet de train
- het treinkaartje
- épeler
- spellen
- rater
- missen
- l'aller-retour (m)
- het retourtje
- la déclaration de vol
- de aangifte van diefstal
- la marque
- het merk
- faire attention à
- letten op
- la carte d'identité
- de identiteitskaart
- la description
- de beschrijving
- les affaires (f pl)
- de spullen
- abandonner
- achterlaten
- la fermeture éclair
- de ritssluiting
- la poche
- de zak
- la forme
- de vorm
- en cuir
- van leer
- carré
- vierkant
- perdu (perdre)
- verloren (verliezen)
- le code personnel
- de pincode
- le témoin
- de getuige
- le policier, la policière
- de politieagent
- l'agresseur (m)
- de aanvaller
- le passeport
- het paspoort
- la carte bancaire
- de bankpas
- la victime
- het slachtoffer
- Je voudrais faire une déclaration de vol.
- Ik wil graag aangifte van diefstal doen.
- Vous pouvez épeler votre nom de famille ?
- Kunt u uw achternaam spellen?
- Qu’est-ce qui s’est passé ?
- Wat is er gebeurd?
- Quelqu’un a volé mon téléphone portable.
- Iemand heeft mijn mobieltje gestolen.
- Je n’arrive pas à trouver mon passeport.
- Ik kan mijn paspoort niet vinden.
- Dans mon porte-monnaie, il y avait de l’argent et un billet de train.
- In mijn portemonnee zat geld en een treinkaartje.
- Il est en cuir rouge, de forme carrée avec une fermeture éclair, de la marque …
- Hij is van rood leer, vierkant met een ritssluiting, van het merk …
- Je n’ai pas vu le pickpocket.
- Ik heb de zakkenroller niet gezien.