unit 5 & 6

Noor

Woorden in deze lijst (161)

Origineel

aandringen: to urge
aankondigen: to announce
afval: waste
bedreigen: to threaten
campagne: campaign
(doen) afnemen: to decrease
(doen) toenemen: to increase
een aantal: several
hoesten: to cough
(in)ademen: to breathe (in)
kwestie: issue
lijden (aan): to suffer
opwarming van de aarde: global warming
schade: damage
schade toebrengen aan: to harm
sluiten: to shut down
stikken: to choke
symptomen: symptoms
terugbrengen; verminderen: to reduce
uitdagen: to challenge
verantwoordelijkheid: responsibility
vervuiling: pollution
behandeling: treatment
dwarszitten: to bother
emotioneel: emotional
fysiek: physical
geestelijk; mentaal: mental
gefrustreerd: frustrated
geloven: to believe
geruststellen: to reassure
geschokt: shocked
in de war: confused
kracht; sterkte: strength
omgaan met: to cope with
ongerust: worried
op je gemak: at ease; comfortable
opgelucht: relieved
tevreden: satisfied
zich schamen: to feel embarrassed
zich schuldig voelen: to feel guilty
zorgen voor: to take care of
abonnee: subscriber
aflevering: episode
betaalbaar: affordable
beweren: to claim
bezorging: delivery
blijven: to remain
bron: source
exemplaar: copy
gigantisch; belangrijk: major
groei: growth
klein; onbelangrijk: minor
kop: headline
met veel enthousiasme: eager
publiek: audience
realiteit; werkelijkheid: reality
serie: series
toegang hebben tot: to access
uitzenden: to broadcast
vergelijken: to compare
verklaren: to state
voorpagina: front page
zender: channel
aanbidden: to worship
begrafenis: funeral
bereid: willing
bereiken: achieve
bidden: to pray
daad: deed
doel; zin: purpose
geloof; vertrouwen: belief
geloofsovertuiging; religie: faith; religion
gezelschap: company
heilig: sacred; holy
hemel: heaven
het lot: fate
monnik: monk
spiritueel: spiritual
uitwisselen: to exchange
vasten: to fast
wijden: to devote
ziel: soul
zonde: sin
als gevolg van: as a result of
beperken: to limit
bijdragen: contribute
contact opnemen: to get in touch
doel: purpose
duidelijk: obviously
geleidelijk: gradually
groei: growth
herinnering: recollection
in werkelijkheid: in reality
onmogelijk: impossible
opmerkelijk: remarkable
overwinning: victory
tijdperk: age
toegang: access
vertegenwoordigen; symbool staan voor: to represent
verwachtingen: expectations
verwijderen; wegstrepen: to eliminate
vooroordelen: prejudice(s)
zich herinneren: to recall
achterstand oplopen (met): to fall behind (in)
afstuderen; diploma halen: to graduate
bijhouden: to keep up with
cursus: course
diploma van hoger onderwijs: degree
hbo-instelling: university of applied sciences
hoorcollege: lecture
idee: idea
middelbareschooldiploma: diploma
natuurkunde: physics
onderzoek: study
onderzoeken: to research
presentatie houden: to give a presentation
rechten: law
scheikunde: chemistry
scriptie: thesis
techniek: engineering
uit het hoofd leren: to learn by heart
verzoek tot toelating indienen: to apply for
auditie doen: to audition
de draak steken met: to make fun of
de grap snappen: to get the joke
gewaagde: bold
gewoon; gewone: regular
Grapje!: Just kidding!
hilarisch: hilarious
incidentele; af en toe: occasional
kwestie; probleem: issue
lastig: tricky
nieuweling: newcomer
ontroerend: moving
opletten of iets gebeurt / voorbij komt: keep an eye out for
overstappen / overschakelen naar: to switch to
sarcasme: sarcasm
tegenovergestelde: opposite
toevoeging: addition
toneelstuk: play
willekeurig: random
zacht uitgedrukt: an understatement
discussiëren; debatteren: to debate
domineren: to dominate
gevecht; strijd: fight
heftig; hevig: fierce
het uitvechten: to battle it out
inhalen: to overtake
jaarlijks: annual
kanshebber: contender
moeilijk; zwaar: tough
nek aan nek zijn: to be neck and neck
(on)eerlijk: (un)fair
opscheppen: to boast
(positie in een) ranglijst: ranking
prestatiegericht: competitive
reputatie: reputation
rivaliteit: rivalry
toeschouwer: spectator
wedijveren; meedingen: to compete
weerstand bieden tegen: to fight off