Na klar! - 1 & 2 HAVO/VWO - Freizeit - Les 6 Mein Sport - Redemittel
Woorden in deze lijst (17)
Origineel
- Kun jij voetballen? Natuurlijk.
- Kannst du Fußball spielen? Natürlich.
- Nee, helaas niet.
- Nein, leider nicht.
- Ik moet om vier uur beginnen.
- Ich muss um vier Uhr anfangen.
- Jammer.
- Schade.
- Ik kan je morgen niet afhalen.
- Ich kann dich morgen nicht abholen.
- Kun jij morgen naar mij toekomen?
- Kannst du morgen zu mir kommen?
- Ik tennis in de lente.
- Ich spiele im Frühling Tennis.
- Wat doen jullie met Kerstmis?
- Was macht ihr zu Weihnachten?
- Wil je misschien meegaan?
- Möchtest du vielleicht mitgehen?
- Welke sport doe jij?
- Welchen Sport treibst du?
- We voetballen pas weer na carnaval.
- Wir spielen erst wieder nach Karneval Fußball.
- We gaan 's zomers vaak naar het zwembad.
- Wir gehen im Sommer oft ins Schwimmbad.
- Bij ons is er 's winters altijd sneeuw.
- Bei uns gibt es im Winter immer Schnee.
- Ik wil volgend weekend naar de bioscoop gaan.
- Ich will nächstes Wochenende ins Kino gehen.
- Nee, ik ben een beetje moe.
- Nein, ich bin ein bisschen müde.
- Met Pasen willen we gaan skiën.
- Zu Ostern wollen wir Ski fahren.
- Ik verheug me al op de herfst.
- Ich freue mich schon auf den Herbst.
