chapitre 2 - 2 vmbo/havo - me voila - phrases-clés et parler - zinnen 2
Woorden in deze lijst (8)
Origineel
- Waar woon jij?
- Tu habites où?
- Ik woon in Pau.
- J’habite à Pau.
- Woon jij in een flat?
- Tu habites dans un appartement?
- Nee, ik woon in een boerderij.
- Non, j’habite dans une ferme.
- Hoe is jouw slaapkamer?
- Comment est ta chambre?
- Hij is groot.
- Elle est grande.
- Ben jij vaak in je slaapkamer?
- Tu es souvent dans ta chambre?
- Ja, om mijn huiswerk te maken.
- Oui, pour faire mes devoirs.