begrippen AK H4

9keer geoefend
Woorden in deze lijst (97)
Origineel
- het niet kunnen lezen en schrijven
- analfabetisme
- dat deel van de bevolking dat tegen betaling een persoon uitoefent/
plus de werklozen - beroepsbevolking
- de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die door binnen- en buitenlandse ondernemingen binnen een land in één jaar worden geproduceerd/
gedeeld door het aantal inwoners - bruto binnenlands product per hoofd/
bbp/ hoofd - bnp plus de door de inwoners van het land in het buitenland verdiende inkomens/
min de inkomens van buitenlanders in het betreffende land/ gedeeld door het aantal inwoners - bruto nationaal product per hoofd
- de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die in een regio in é én jaar worden geproduceerd/
gedeeld door het aantal inwoners - bruto regionaal product per hoofd/
brp/ hoofd - zie Wereldsysteem
- commensalisme
- het gemiddelde inkomen van de inwoners van een land of gebied. Doorgaans uitgedrukt in het bnp/
bbp of brp [per hoofd] - inkomen
- de specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld
- internationale arbeidsverdeling
- de hoeveelheid goederen of diensten die je in een land voor 1 dollar kunt kopen
- koopkracht
- het aantal jaren dat iemand gemiddeld nog te leven heeft/
gelet op de huidige sterftekans - levensverwachting
- zie Wereldsysteem
- periferie
- grote en ongewenste verschillen tussen gebieden op het gebied van welvaart
- ruimtelijke ongelijkheid
- zie Wereldsysteem
- semi-periferie
- grote en ongewenste verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen verschillende groepen
- sociale ongelijkheid
- maatstaf samengesteld uit de koopkracht/
alfabetiseringsgraad en de levensverwachting om de levensstandaard/ welzijn vast te stellen - VN-ontwikkelingsindex/
Human Development Index - de indeling van de wereld in centrum/
semi-periferie en periferie naar ontwikkelingsgraad en verbondenheid door onderlinge handelsrelaties - wereldsysteem
- de gefaseerde overgang van een hoog geboorte- en sterftecijfer naar een laag geboorte- en sterftecijfer
- demografische transitiemodel
- een manier en systeem van verering van één of meerdere goden
- godsdienst
- het aantal kinderen per duizend levendgeborenen dat voor de vijfde verjaardag overlijdt
- kindersterfte
- de verdeling van de bevolking over de verschillende leeftijdsklassen of cohorten
- leeftijdsopbouw
- universele basisrechten van de mens/
zoals recht op vrijheid/ gelijkheid en rechtvaardigheid - mensenrechten
- een gesproken en geschreven communicatiemiddel/
waarmee door middel van een woordenschat en grammaticaregels een boodschap overgebracht kan worden - taal
- gemiddeld aantal levend geboren kinderen dat een vrouw in haar leven krijgt
- vruchtbaarheidscijfer
- het percentage van de bevolking dat in de stad woont
- verstedelijkingsgraad/
urbanisatiegraad - de snelheid waarmee de verstedelijkingsgraad per jaar toeneemt
- verstedelijkingstempo/
urbanisatietempo - de afstand hemelsbreed/
in kilometers - absolute afstand
- de ligging van een plaats/
in coördinaten - absolute ligging
- de verschijnsel dat de interactie tussen gebieden afneemt naarmate de afstand toeneemt
- afstandsverval
- alle technieken die het mogelijk maken op elektronische wijze te communiceren
- informatie- en communicatietechnologie/
ict - de afstand uitgedrukt in tijd/
geld en moeite die het kost om de overbruggen - relatieve afstand
- de ligging van een plaats of gebied ten opzichte van andere plaatsen en gebieden/
vooral gelet op bereikbaarheid - relatieve ligging
- het proces waarbij de relatieve afstand afneemt/
vooral als gevolg van modern transport en ict - tijd-ruimtecompressie
- het geheel van transportlijnen die zijn verbonden met knooppunten
- transportnetwerken
- technische voorzieningen die samenhangen met het vervoer van goederen en mensen
- transporttechnologie
- het gemiddeld aantal inwoners per km²
- bevolkingsdichtheid
- de toename van de bevolking in een bepaalde periode. Je maakt een onderscheid tussen natuurlijke groei (geboortecijfer - sterftecijfer) en sociale groei (vestiging - vertrek)
- bevolkingsgroei
- de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is
- bevolkingsspreiding
- de verspreiding van een cultuurelement
- culturele diffusie
- het proces waarbij er een grotere verwevenheid ontstaat tussen cultuurgebieden
- culturele globalisering
- gebied waarin culturen voorkomen die sterk op elkaar lijken
- cultuurgebied
- de mate waarin het politieke stelsel (be)stuurd van een land democratisch is
- demografisch gehalte
- het niet-actieve deel van de bevolking (0-19 jaar en >65 jaar) uitgedrukt als percentage van de actieve bevolking (20-65 jaar)
- demografische druk
- de wereldwijde verbreiding van de Amerikaanse (westerse) cultuur en waarden
- amerikanisering
- organisaties en critici die zich wereldwijd verzetten tegen de huidige/
sterk door de mno's vormgegeven wereld - anders-globalisten
- het percentage belasting dat wordt opgelegd aan een individu/
onderneming of instelling - belastingparadijzen
- landen zoeken aansluiting en steun bij elkaar om hun positie (vooral economische en geopolitieke) te versterken
- blokvorming
- een instroom van kapitaal of investering/
bedoeld of bedoeld op een bedrijf in een ander land - buitenlandse investeringen
- de verscheidenheid aan culturen of culturele invloeden binnen een gebied
- culturele diversiteit
- centrale waarden van een cultuur waaraan een volk zijn eigenheid ontleent
- culturele identiteit
- gebrek aan variatie in cultuurelementen
- culturele uniformiteit
- het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden op economisch terrein toeneemt
- economische globalisering
- zie buitenlandse investeringen
- Foreign Direct Investment/
FDI - het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en mensen op alle terreinen toeneemt
- globalisering
- land dat internationaal een sterke invloed uitoefent op andere landen op economisch/
politiek en militair gebied - grootmacht
- belemmering in het internationale goederenverkeer dat een gevolg is van bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften of administratieve bepalingen
- handelsbelemmering
- geldstromen die als door globalisering in steeds hoger tempo over de wereld verplaatsen
- kapitaalstromen
- de voertaal in een gebied waar meerdere talen worden gesproken/
op economisch/ politiek en sociaal-cultureel gebied - lingua franca
- verbindingen tussen gebieden en landen op economisch/
politiek en sociaal-cultureel gebied (een mondiaal netwerk is een wereldwijd netwerk [mondiaal netwerk] en een transnationaal netwerk is een netwerk tussen twee landen [transnationaal netwerk]) - mondiaal en transnationaal netwerken
- zie globalisering
- mondialisering
- internationaal bedrijf met vestigingen op meerdere plaatsen in de wereld
- multinationale onderneming/
mno - de wereldwijde intensivering en uitbreiding van politieke relaties tussen staten
- politieke globalisering
- de route die een product aflegt van idee of grondstof tot dienst of eindproduct
- productieketen
- zie grootmacht
- regionaal grootmachten
- groepen mensen koesteren hun regionale identiteit en proberen regionale eigenheid te behouden en benadrukken
- regionalisme
- de verhouding tussen de prijs van de export en de import
- ruilvoet
- samenwerking op economisch of politiek terrein tussen een groep van landen. Vaak binnen een regio
- samenwerkingsverbanden
- zie multinationale onderneming
- transnationale ondernemingen
- het gevoel van verbinding tussen jezelf en anderen/
zowel dichtbij als ver weg - wereldburgerschap
- internationale organisatie voor het bevorderen van de internationale handel/
de beslechting van handelsconflicten en de opheffing van handelsbelemmeringen; de WTO streeft naar liberalisering van de wereldmarkt - wereldhandelsorganisatie/
WTO - een land dat gedurende een bepaalde periode grote delen van de wereld domineert op economisch/
militair/ politiek en cultureel gebied - hegemoniale staat
- landen willen hun macht in andere delen van de wereld uitbreiden door gebieden te veroveren en te koloniseren
- imperialisme
- een systeem van heerschappij over overzeese gebieden/
veelal door Europese landen/ vaak met als doel om grondstoffen/ afzetmarkten en/ of arbeidskrachten te beheersen - kolonialisme
- nadruk op individuele ontwikkeling/
met weinig bemoeienis van de overheid of vakbonden - neoliberalisme
- landen die de semi-periferie en de nieuwe industriële drempellanden in de wereldhandel zijn
- nieuwe industrielanden
- het verplaatsen van werkzaamheden naar een ander land
- offshoring
- het uitbesteden van activiteiten die een bedrijf eerst zelf uitvoerde/
aan een ander bedrijf - outsourcing
- de top-economische grootmachten aan de Aziatische kant van de Stille Oceaan
- Pacific Rim
- één grootmacht domineert de wereld op economisch/
politiek en militair gebied - unipolaire wereld
- handel waarbij zo weinig mogelijk handelsbelemmeringen/
zoals invoerrechten/ bestaan - vrijhandel
- negatieve effecten van vooruitgang afschuiven op andere gebieden en/
of op generaties - afwenteling in ruimte en tijd
- negatieve invloed van een gebied (meestal centrum) op de economische ontwikkeling van een ander gebied (meestal de periferie)
- backwash-effecten
- bepaalde regio's of economische sectoren in een land maken wel gebruik van moderne hulpmiddelen en andere delen niet
- fragmentarische modernisering
- (on)mogelijkheid tot het verplaatsen van personen/
goederen of berichten - im/
mobiliteit - het netwerk van relaties tussen migranten uit hetzelfde herkomstgebied
- migratienetwerken
- een wereld die op economisch en politiek gebied uit meerdere (regionale) machtscentra bestaat
- multipolaire wereld
- een netwerk van verbindingen tussen China en Europa voor spoor/
weg en water - Nieuwe Zijderoute
- redenen waarvoor iemand naar een ander land verhuist
- pullfactoren
- redenen waarvoor iemand uit een land vertrekt
- pushfactoren
- het terugvallen van de productie naar het thuisland
- redistributie
- migratie van een groep mensen op grond van leeftijd/
geloofsovertuiging/ geslacht of opleidingsniveau - selectieve migratie
- de positieve economische invloed van een welvarend gebied op een ander gebied/
zoals externe investeringen en overdracht van kennis - spread-effecten
- twee grootmachten domineren de wereld op economisch/
politiek en militair gebied - bipolaire wereld
- het verdwijnen of sterk afnemen van de industriële activiteit in een gebied
- de-industrialisatie
- koloniën worden zelfstandige staten
- dekolonisatie
- de beïnvloeding van de koloniën op economisch/
politiek en cultureel gebied vanuit Europa vanaf de 16e eeuw - europeanisering
- grootmachten kijken naar economische/
politieke en militaire middelen om hun invloed op gebieden te vergroten - geopolitiek
- een (mogelijke) verschuiving van het economische en politieke zwaartepunt in de wereld/
bijvoorbeeld van de landen rond de Atlantische Oceaan naar gebieden rond de Stille Oceaan - global shift