Nectar - 5 vwo - Hoofdstuk 12 - Hormonen
Woorden in deze lijst (56)
Origineel
- actief vitamine D (calcitriol)
- Hormoon dat onder invloed van PTH via huid, lever en nieren ontstaat uit het prohormoon vitamine D; stimuleert de darmcellen tot opname van extra Ca2+ uit het voedsel.
- adenohypofyse (hypofysevoorkwab)
- Onderdeel van de hypofyse, bestaat uit klierweefsel dat verschillende hormonen afgeeft, aangestuurd door de hypothalamus.
- ADH (antidiuretisch hormoon)
- Neurohormoon uit de hypofyse, gemaakt door zenuwcellen van de hypothalamus. Bevordert de terugresorptie van water uit de voorurine (in de nieren), waardoor minder urine ontstaat. ADH heeft daardoor ook invloed op de bloeddruk.
- adrenaline
- Een tyrosinehormoon van het bijniermerg dat bij stress in het bloed komt; activeert het lichaam. Werkt ook als neurotransmitter.
- adrenocorticotroop hormoon (ACTH)
- Hormoon uit de adenohypofyse, stimuleert de cellen van de bijnierschors tot de productie van diverse hormonen.
- aldosteron
- Hormoon van de bijnierschors, remt de urineproductie.
- angiotensine II
- Hormoon dat via een cascade aan reacties ontstaat in de longen; stimuleert het dorstcentrum in de hersenen en is betrokken bij de regeling van de bloeddruk.
- antagonisten
- hormonen met een tegengestelde werking, bijvoorbeeld insuline en glucagon.
- bijschildklieren
- Vier kleine hormoonklieren op de schildklier, maken bij een lage Ca2+-concentratie in het bloedplasma het parathormoon.
- calcitonine
- Hormoon van de schildklier, verlaagt de Ca2+-concentratie in het bloedplasma.
- diabetes type 1
- De β-cellen van de eilandjes van Langerhans maken weinig of geen insuline.
- diabetes type 2
- Door falende receptoren op de doelwitorganen reageert het lichaam niet meer op insuline.
- doelwitorgaan
- organen waar de cellen receptoren hebben voor een bepaald hormoon.
- eilandjes van Langerhans
- Groepjes endocriene cellen in de alvleesklier, produceren onder andere insuline, andere glucagon (zie endocriene klier).
- endocriene klier
- (hormoon)klier die het product afgeeft in het inwendige milieu, het bloed, en het hormoon vervoert naar de bereiken.
- epo (erytropoëtine)
- Hormoon van de nieren om voor een gering deel van de lever, stimuleert het rode beenmerg tot aanmaak van nieuwe rode bloedcellen.
- exocriene klier
- Een klier, een zweetklier of een verteringsklier bijvoorbeeld, die zijn product afgeeft aan het uitwendig milieu.
- FSH (follikel stimulerend hormoon)
- Hormoon van de adenohypofyse, stimuleert bij de vrouw in de eierstokken de groei en de ontwikkeling van de follikels en bij de man in de zaadballen de vorming van zaadcellen.
- ghreline (growth hormone releasing hormone)
- Stimuleert de hypofyse tot afgifte van het groeihormoon en stimuleert in de hypothalamus het eetcentrum in het hongergevoel.
- glucagon
- Hormoon van de α-cellen van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier; bevordert in levercellen de omzetting van glycogeen in glucose en de afgifte van glucose aan het bloed.
- glycogeen
- Molecuul dat bestaat uit een groot aantal glucosemoleculen (een polysacharide), opgeslagen als reservebrandstof in lever en spieren.
- groeifactoren
- Signaalstoffen uit beschadigde weefselcellen, die hun buurcellen stimuleren tot deling.
- groeihormoon (GH)
- Hormoon uit de adenohypofyse, stimuleert indirect de deling van kraakbeencellen en zet vetcellen aan tot afbraak van vet.
- halfwaardetijd
- De tijd waarin de helft van een hormoon is afgebroken.
- homeostase
- het zo constant mogelijk houden van het interne milieu.
- hormoon
- Een signaalstof die via het bloed zijn doelwitten bereikt.
- hypofyse
- Centrale hormoonklier, zo groot als een erwt, net onder het midden van de grote hersenen, coördineert de aansturing van hormoonklieren.
- hypothalamus
- Deel van de hersenen, vlak boven de hypofyse, koppelt zenuwstelsel en hormoonstelsel; maakt neurohormonen die de activiteit van de hypofyse aansturen.
- inhibiting-hormonen (IH's)
- Neurohormonen van de hypothalamus die de afgifte van bepaalde hormonen door adenohypofyse remmen.
- insuline
- Hormoon van de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier; stimuleert bij een glucosestijging de opname van glucose uit het bloed door de cellen, waardoor het glucosegehalte in het bloed daalt. Stimuleert in de spieren en de lever de omzetting van glucose in glycogeen.
- inwendig milieu
- bloed, weefselvloeistof, celinhoud en lymfe.
- leptine
- Eiwithormoon van de cellen van het vetweefsel; remt de eetlust.
- LH (luteïniserend hormoon)
- Hormoon van de adenohypofyse, stimuleert bij de vrouw de ovulatie, de vorming van het gele lichaam en de productie van progesteron, en bij de man de productie van testosteron (waar LH ook wel ICSH (interstitiële cellen stimulerend hormoon) heet).
- membraanreceptoren
- Receptoren in het celmembraan, waaraan signaalstoffen zoals hormonen koppelen.
- negatieve terugkoppeling
- In het hormoonstelsel: een stijging van de concentratie van het ene hormoon leidt in een aantal stappen tot een daling van de concentratie van een ander hormoon, en omgekeerd. Hierdoor schommelen de concentraties van een hormoon in het bloed voortdurend rond een bepaalde waarde, de norm.
- neurohormonen
- hormonen, gemaakt door zenuwcellen in de hypothalamus
- neurohypofyse (hypofyseachterkwab)
- Onderdeel van de hypofyse, bestaat uit zenuwweefsel en geeft neurohormonen van de hypothalamus af aan het bloed.
- oestradiol
- Een oestrogeen, gevormd door de follikels, remt de afgifte FSH en stimuleert de afgifte van LH door de hypofyse en stimuleert de vorming van het baarmoederslijmvlies.
- osmoreceptor
- Receptor die de osmotische waarde van het bloed meet.
- osteoblast
- botvormende cellen
- osteoclast
- Grote, samengesmolten cellen met veel kernen die met behulp van zuren botweefsel afbreken.
- oxytocine
- Neurohormoon van de hypothalamus, beïnvoedt de contractie van de gladde spieren in de baarmoederwand bij de bevalling en is betrokken bij sociaal gedrag.
- parathormoon (PTH)
- Hormoon van de bijschildklieren, verhoogt de Ca2+-concentratie in het bloedplasma. Stimuleert bovendien de vorming van actief vitamine D uit prohormoon vitamine D.
- peptidehormonen
- Hormonen, opgebouwd uit aminozuren, koppelen aan een specifieke membraanreceptor van hun doelwitcel.
- positieve terugkoppeling
- de effector (een spier of een klier) vergroot de afwijking van de norm; het versterkt de verandering (bijv. zuigreflex en oxytocineafgifte)
- progesteron
- Hormoon van het gele lichaam, dat samen met oestradiol de afgifte van FSH-RH en FSH remt. Stimuleert de vervolmaking van het baarmoederslijmvlies.
- releasing-hormonen (RH's)
- Neurohormonen van de hypothalamus die de afgifte van bepaalde hormonen door de adenohypofyse stimuleren.
- secundaire boodschapper (second messenger)
- Molecuul in het grondplasma dat de boodschap van het hormoon (de primaire boodschapper) overneemt en overdraagt op het molecuul dat in de cel de actie gaat uitvoeren.
- steroïdhormonen
- Hydrofobe hormonen, gemaakt uit cholesterol die een celmembraan kunnen passeren en aan een receptor in het grondplasma koppelen.
- T3
- Actief schildklierhormoon met drie joodatomen, verhoogt de stofwisselingssnelheid
- T4 (thyroxine)
- Schildklierhormoon met vier joodatomen, voorloperhormoon dat levercellen omzetten T3.
- thyroxine
- zie T4
- TRH (thyreotropine releasing-hormoon)
- Eiwithormoon uit de hypothalamus, stimuleert de adenohypofyse tot afgifte van TSH.
- TSH (thyroïdstimulerend hormoon)
- Hormoon van de adenohypofyse, stimuleert de schildklier.
- tyrosinehormonen
- Hydrofobe hormonen, gemaakt van het aminozuur tyrosine. Bereiken hun doelwitcellen op twee manieren: koppelen aan een specifieke membraanreceptor of passeren het celmembraan en koppelen aan een receptor in het grondplasma.
- uitwendig milieu
- Alles in en om het lichaam wat zich buiten het dekweefsel bevindt (darmlumen, longinhoud, nierbekken, blaas, baarmoeder, buiten de huid).