Nectar - 6 vwo - Hoofdstuk 19 - Sport
Woorden in deze lijst (60)
Origineel
- acetyl-CoA
- Hulpstof betrokken bij de aerobe dissimilatie, koppelt een acetylgroep (C2-molecuul) aan oxaalazijnzuur (C4-molecuul), waarbij citroenzuur (C6-molecuul) ontstaat, de eerste stap in de citroenzuurcyclus.
- actine
- eiwit in de dunne filamenten van spieren
- adrenaline
- Hormoon van het bijniermerg, beïnvloedt bijna ieder weefsel.
- aeroob
- in aanwezigheid van O2
- alcoholische gisting
- Anaerobe afbraak van glucose waarbij alcohol (ethanol) en CO2 ontstaan.
- anaeroob
- zonder de aanwezigheid van O2
- antagonist
- een spier waarvan de werking tegengesteld is aan de samengetrokken spier
- ATP (adenosinetrifosfaat)
- Energiebron voor de cel, waarvan de binding tussen de buitenste en tweede fosfaatgroep makkelijk verbreekt: ATP splitst in ADP en Pi, waarbij energie vrijkomt.
- ATP-synthetase
- Enzym in het binnenmembraan van de mitochondriën waar protonen (H+-ionen) doorheen diffunderen en waarbij ATP gevormd wordt uit ADP + Pi.
- band
- Verbindt botten met elkaar.
- bindweefsel
- Weefsel dat stevigheid biedt en andere weefsels aan elkaar koppelt.
- citroenzuur
- C6-molecuul dat ontstaat uit de binding van pyrodruivenzuur (C2-molecuul) met oxaalazijnzuur (C4-molecuul), start van de citroenzuurcyclus.
- citroenzuurcyclus
- Stapsgewijze afbraak van citroenzuur in de matrix van de mitochondriën tot weer oxaalazijnzuur ontstaat.
- collageen
- eiwit in onder andere pezen
- collageenbundel
- meerdere collageenvezels bij elkaar
- collageenfibril
- een groot aantal collageenmoleculen bij elkaar
- collageenvezel
- meerdere collageenfibrillen bij elkaar
- cortisol
- Hormoon van de bijnierschors dat cellen van het bijniermerg stimuleert om adrenaline te maken.
- creatinefosfaat (CP)
- energierijk fosfaatmolecuul in cellen
- decarboxylering
- Reactie waarbij een carboxylgroep afsplitst van de rest van het molecuul, in de vorm van CO2.
- dissimilatie
- stapsgewijze afbraak van de brandstoffen glucose, vet of eiwit
- dwarsgestreept spierweefsel
- spierweefsel in skeletspieren, met een patroon van lichte en donkere banden
- elektronenacceptor
- Een stof die elektronen opneemt.
- elektronentransportketen
- Eiwitcomplexen die elektronen aan elkaar doorgeven. De keten eindigt bij een molecuul O2.
- enkelvoudige contractie
- zeer korte, geringe samentrekking van een spier, direct gevolgd door een ontspanning
- fosfaataccu
- de voorraad ATP en CP in je cellen
- gap junction
- Eiwitkanalen in de celmembranen van twee buurcellen waar ionen doorheen diffunderen van de ene cel naar de andere.
- getande tetanus
- Schokkerige samentrekking van een spier waarbij samentrekking, rust en verdere samentrekking elkaar afwisselen.
- glad spierweefsel
- spierweefsel in de wanden van inwendige organen
- gladde tetanus
- soepele samentrekking van een spier
- glycolyse
- Eerste deel van de dissimilatie; snelle afbraak van één molecuul glucose tot twee moleculen pyrodruivenzuur in het grondplasma, waarbij netto twee moleculen ATP ontstaan en twee NADH,H+.
- hormonale regulatie
- door het hormonaal stelsel gereguleerd homeostatisch mechanisme
- langzame spiervezel
- Spiervezel in een spier waardoor een spier langzaam samentrekt.
- matrix
- binnenste van een mitochondrium, omgeven door een dubbel membraan
- melkzuur (lactaat)
- C3-molecuul dat ontstaat bij de anaerobe dissimilatie uit pyrodruivenzuur.
- melkzuurgisting
- Anaerobe afbraak van glucose waarbij melkzuur ontstaat.
- mitochondriën
- organellen betrokken bij de energieproductie
- motoreiwit
- Een eiwit dat een beweging in een cel teweeg kan brengen, bijvoorbeeld myosine.
- motorische eenheid
- Een groep spiervezels die op de impulsen van één axon reageert.
- motorprogramma
- netwerk van neuronen, betrokken bij een bepaalde beweging
- myofibril
- langgerekt eiwitfilament in spierweefsel
- myosine
- eiwit in de dikke filamenten van spieren
- NAD+ (nicotinamide adenine dinucleotide)
- protonen- en elektronenacceptor bij de dissimilatie
- NADH,H+
- energierijke stof bij de dissimilatie, ontstaan uit de slotacceptor NAD+ (NAD+ + 2 H+ + 2 e- -> NADH,H+)
- neurale regulatie
- door het zenuwstelsel gereguleerd homeostatisch mechanisme
- neuromusculaire synaps (motorisch eindplaatje)
- contactplaats tussen een motorische zenuwcel en een spiervezel
- oxidatieve fosforylering (ademhalingsketen)
- synthese van ATP met O2 als slotacceptor voor elektronen en protonen
- pees
- Verbindt skeletspier aan bot.
- premotorische schors
- Hersengebied in de grote hersenen dat bewegingen aanstuurt.
- protonenacceptor
- Een stof die protonen opneemt.
- pyrodruivenzuur (pyruvaat)
- C3-molecuul dat eindproduct is van de eerste fase van de dissimilatie, de glycolyse.
- sarcolemma
- membraan rond dwarsgestreept spierweefsel
- sarcomeer
- Kleinste eenheid van een spiervezel die kan samentrekken; is begrensd door twee membranen, de Z-lijnen.
- sarcoplasmatisch reticulum
- organel in spiervezels; te vergelijken met het ER
- snelle spiervezel
- Spiervezel in een spier waardoor een spier snel en krachtig samentrekt.
- spiertonus
- spanning in de spier
- spiervezel
- samensmelting van meerdere spiercellen, omgeven door bindweefsel met bloedvaten en zenuwuitlopers
- summatie
- optelling van contracties van een spiervezel bij hogere impulsfrequenties
- T-buisje
- Buisje dat vanaf het sarcolemma diep doordringt in een spiervezel.
- tussencelstof
- materiaal rond cellen, in bindweefsel geleiachtig met veel eiwitten