ZugSpitze - 5/6 VWO - Gespräche führen - Abschied und Beubeginn - Vokabelliste 2
Woorden in deze lijst (50)
Origineel
- echter
 - allerdings
 - vermoeiend
 - anstrengend
 - het kostuum/
het pak  - der Anzug
 - de manier waarop
 - die Art und Weise wie
 - de sfeer
 - die Atmosphäre/
die Stimmung  - de consequentie/
de impact  - die Auswirkung
 - opvallend
 - bemerkenswert
 - rekening houden met
 - berücksichtigen
 - zelf kunnen bepalen
 - selbst bestimmen können
 - daarom
 - deswegen/
darum  - gemiddeld
 - im Durchschnitt
 - vereist/
nodig  - erforderlich
 - de toestemming
 - die Erlaubnis
 - de volwassene
 - der Erwachsene/
die Erwachsene  - lui/
de luiheid  - faul/
die Faulheit  - het gevolg
 - die Folge
 - eisen
 - fordern
 - het rijbewijs
 - der Führerschein
 - Ik denk na over ...
 - Ich mache mir Gedanken über ...
 - bevallen/
leuk vinden  - gefallen (gefiel – gefallen)
 - lukken
 - gelingen (gelang – gelungen)
 - de jeugd
 - die Jugend
 - Ik heb hem leren kennen.
 - Ich habe ihn kennengelernt.
 - lukken/
het is gelukt  - klappen/
es hat geklappt  - Ik twijfel nog daarover.
 - Ich bin mir darüber noch nicht ganz im Klaren.
 - het curriculum vitae/
het cv  - der Lebenslauf
 - presteren
 - leisten
 - het nadeel
 - der Nachteil/
die Nachteile  - Ik solliciteer naar een bijbaantje.
 - Ich bewerbe mich um einen Nebenjob.
 - schoonmaken
 - putzen/
sauber machen  - op tijd
 - rechtzeitig
 - rondkomen
 - über die Runden kommen
 - jammer
 - schade
 - de schoolplicht
 - die Schulpflicht
 - het schoolbord/
het informatiebord  - die Tafel/
die Tafeln  - in een team kunnen werken
 - teamfähig sein
 - trouwen/
overigens  - übrigens
 - beslist/
per se  - unbedingt
 - onzeker
 - ungewiss
 - Ik neem afscheid (van) ...
 - Ich verabschiede mich (von) ...
 - geld verdienen
 - Geld verdienen
 - beschikken over
 - verfügen über
 - verdwijnen
 - verschwinden (verschwand – verschwunden)
 - divers
 - vielfältig
 - het voordeel
 - der Vorteil/
die Vorteile  - de voorkeur geven aan
 - vorziehen
 - niet ... en ook niet
 - weder ... noch
 - de woongroep
 - die Wohngemeinschaft (die WG)
 - blijken
 - sich zeigen
 - de toekomst/
in de toekomst  - die Zukunft/
in Zukunft