BvJ - 4 vmb-gt (8.0) deel b - Transport en afweer - Afweer
Woorden in deze lijst (17)
Origineel
- actieve immunisatie
- Immuun worden door antistoffen te maken tegen de (ingespoten) ziekteverwekker.
- afweer
- Bescherming van het lichaam tegen het binnendringen en vermenigvuldigen van ziekteverwekkers.
- allergie
- Afweersysteem reageert heel sterk op een stof die niet in je lichaam thuishoort.
- allergische reactie
- Reactie als je een stof waar je allergisch voor bent, inademt of binnenkrijgt met je voedsel of als de huid of slijmvliezen ermee in aanraking komen.
- antigeen
- Eiwit op het oppervlak van een ziekteverwekker dat normaal niet in het lichaam van een mens voorkomt.
- antistof
- Stof die een specifiek lichaamsvreemd eiwit bedekt en dit onschadelijk maakt.
- hooikoorts
- Allergie voor stuifmeel (pollen).
- immuun
- Niet vatbaar voor een ziekteverwekker door antistoffen.
- infectie
- Ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen en vermenigvuldigen zich.
- koorts
- Verhoogde lichaamstemperatuur die de ontwikkeling van ziekteverwekkers tegengaat.
- kunstmatige immuniteit
- Immuniteit door een vaccinatie.
- lichaamsvreemde stoffen
- Stoffen die niet in je lichaam thuishoren.
- natuurlijke immuniteit
- Immuniteit voor een ziekteverwekker na eerst hiervan ziek te zijn geweest.
- passieve immunisatie
- Tijdelijk immuun worden door ingespoten antistoffen.
- serum
- Bloedplasma zonder stollingseiwitten; bevat antistoffen tegen lichaamsvreemde stoffen (antigenen).
- tuberculose
- Ziekte veroorzaakt door een bacterie; komt door gebruik van antibiotica nauwelijks meer voor in Nederland.
- vaccinatie
- Inenting met een verzwakte ziekteverwekker waardoor je immuun wordt.