FORUM - 3 HAVO - H1 - Economische, sociale, culturele en politieke verhalen over mensen

Woorden in deze lijst (70)

Origineel

economie: Alles wat te maken heeft met werk, handel en geld verdienen.
sociaal: Alles wat gaat over het samenleven van mensen.
cultuur: Alles wat te maken heeft met wat mensen bedenken, waar ze in geloven, wat hun gewoonten zijn en wat ze mooi of lelijk vinden.
politiek: De manier waarop mensen hun stad, gebied of land regeren of besturen en dus hoe ze macht uitoefenen.
landbouw: Gebruik van grond om voedsel te kweken.
handel: Uitwisseling van goederen door te ruilen of door met geld te betalen.
ambacht: Een ambachtsman is iemand die met de hand een product maakt in een klein bedrijf.
industrie: Grootschalige manier van produceren in fabrieken die gebruikmaakt van mechanisatie.
godsdienst: Godsdienst van de volgelingen van Jezus Christus, een joodse godsdienstleider die omstreeks het begin van de jaartelling in Palestina leefde.
wetenschap: Betrouwbare kennis verzamelen.
macht: Vermogen om anderen te laten doen wat jij wilt, ook als ze dat uit zichzelf niet willen.
oorlog: Strijd tussen twee of meer landen.
opstand: Groot oproer met de bedoeling om het bestuur of de regering af te zetten.
landbouwrevolutie: De invoering van de landbouw in het eerste tijdvak.
neolithische revolutie: Hetzelfde als de landbouwrevolutie.
kolonie: Gebied buiten het eigen land waar mensen heen gaan om er te wonen of om de plaatselijke bevolking te overheersen.
plantage: Groot landbouwbedrijf in een kolonie.
slavernij: Het bestaan en houden van slaven.
kapitalisme: Economisch systeem waarin mensen geld investeren in bedrijven en zelf niet werken.
aandeel: Bewijs dat je voor een deel eigenaar bent van een bedrijf waarin je geld hebt geïnvesteerd.
Industriële Revolutie: Overgang van een samenleving waarin landbouw het belangrijkste middel van bestaan is naar een industriële samenleving.
gelijkheid: Er is gelijkheid als er geen verschillen zijn tussen mensen, bijvoorbeeld de rechten in rijkdom of verschillen in rechten.
nomade: Iemand die rondtrekt zonder vaste woonplaats.
sociaal verschil: Verschil tussen arm en rijk.
Verlichting/verlicht: De Verlichting was een beweging die de achttiende eeuw de wetenschapelijk denken wilde verspreiden.
horige: Onvrije boer die bij een domein hoort en de onderdanig is aan een heer.
edele: Groep mensen die zich verheven voelt boven de 'gewone mensen' en op hen neerkijkt.
stand: Groep mensen die zich verheven voelt boven de 'gewone mensen' en op hen neerkijkt.
geestelijkheid: Stand van mensen die hun leven bezig zijn met de christelijke godsdienst.
adel: Groep mensen die voorrechten heeft boven de 'gewone mensen'.
burger: Iemand die volop meetelt als lid van een samenleving en gelijkwaardig is aan andere leden van die samenleving.
derde stand: Groep van rijke en welvarende burgers die niet als de adel en de geestelijkheid voorrechten had boven de 'gewone mensen'.
voorrecht: Recht dat je hebt omdat je tot een bepaalde groep behoort.
wet: Algemene regel die geldt voor iedereen in het land omdat die door de regering is vastgesteld.
rechten: Er is gelijkheid als er geen verschillen zijn tussen mensen, bijvoorbeeld de rechten in rijkdom of verschillen in rechten.
arbeider: Iemand die leeft van — meestal ongeschoold — werk, vaak werk in een fabriek.
regering: Regeren is een land besturen.
sociale wet: Wet die iets doet om (een van) de sociale kwestie op te lossen.
kinderarbeid: Werk dat gedaan wordt door kinderen.
werkloosheid: Toestand waarin iemand geen werk heeft.
kunst: Maken van beeldhouwwerken, schilderijen, gebouwen en andere objecten die bedoeld zijn om mooi gevonden te worden of iets te versieren.
god: Een eeuwig levend, bovennatuurlijk, oppermachtig wezen dat vereerd wordt.
godin: Vrouwelijke god.
profeet: Iemand die zegt dat hij een boodschapper is van God, of van de goden.
offer: Geschenk aan God of de goden om iets te vragen of om God of de goden te vereren.
christendom: Godsdienst van de volgelingen van Jezus Christus, een joodse godsdienstleider die omstreeks het begin van de jaartelling in Palestina leefde.
jodendom: Godsdienst van de joden.
islam: Godsdienst verkondigd door Mohammed in de zevende eeuw.
reformatie: Afsplitsing van protestanten uit de rooms-katholieke kerk.
protestant: Christenen die zich afsplitsten van de rooms-katholieke kerk zijn protestanten.
rooms-katholiek: Christelijke kerk die vanuit Rome geleid wordt door de paus.
godsdienstoorlog: Oorlog tussen aanhangers van verschillende godsdiensten.
verdraagzaamheid: Geen ruzie maken met iemand die anders denkt dan jij, maar vreedzaam naast elkaar bestaan.
godsdienstvrijheid: Vrijheid om de godsdienst te kiezen die je wilt, of om niet gelovig te zijn.
onderzoek: Iets beter leren kennen door er naar te kijken en er zo veel mogelijk gegevens over te verzamelen.
kritisch: Iemand die kritisch nadenkt, zal zijn eigen oordeel over iets vormen en niet zomaar anderen napraten.
filosoof: Algemeen-wetenschappelijk denker.
Renaissance: Beweging die de kunst die op de klassieke kunst van Grieken en Romeinen weer te laten herleven.
natuur: Alles wat vanzelf ontstaat en groeit zonder dat mensen zich ermee bemoeien.
proef/experiment: Iets uitproberen, een proef doen, om aan nieuwe kennis te komen.
wetenschappelijke revolutie: Grote vooruitgang van de wetenschap in de zeventiende eeuw, vooral van de natuurwetenschap.
conflict: Ruzie, iets waarover je het niet eens bent.
techniek: Kennis om iets ingewikkelds in elkaar te zetten.
tempel: Gebouw waarin een god of de goden worden vereerd.
afgod/afgoderij: Als een god verkeerd wordt die door anderen als 'geen echte god' wordt beschouwd.
klassiek: Iets wat tot de klassieke oudheid behoort.
portret: Afbeelding van een persoon waarop je het gezicht goed kunt herkennen.
revolutie: Totale en ingrijpende verandering.
vrede: Toestand waarin er geen oorlog is.
handhaven: Zorgen dat iets volgens de regels gaat en verloopt zoals het moet.