geschiedenis fabrikanten en arbeiders 5.2/5.6

10keer geoefend
Woorden in deze lijst (23)
Origineel
- agrarische revolutie
- Een veranderingsproces waarbij door toepassing van nieuwe gereedschappen en technieken een kleiner wordend aantal boeren een grotere hoeveelheid voedsel produceert.
- Demografische revolutie
- Een proces waarbij de bevolking sterk groeit, vooral door een snelle daling van het sterftecijfer.
- Enclosure Acts
- Wetten waarin enclosures werden geregeld: 1) het privatiseren en omheinen van de common fields, 2) het herverkavelen van de open fields, zodat er grote, aaneengesloten percelen ontstaan.
- Mechanisering
- Het gebruikmaken van machines bij de bewerking van het land of bij de productie van goederen.
- Huisnijverheid
- Het (in opdracht van een ondernemer) verwerken van grondstoffen bij de mensen thuis, zoals wol spinnen en stoffen weven.
- Schietspoel
- Een hulpmiddel voor een weefgetouw, waardoor een wever sneller en over een grotere afstand de spoel (waar het inslaggaren zit) door de kettinggarens kan werpen. In 1733 uitgevonden door John Kay.
- Spinning Jenny
- Een apparaat waarmee een spinner acht draden tegelijk kan spinnen, een klein werktuig dat nog gewoon in huis konden worden gebruikt.
- Stoommachine
- Machine die door het gebruik van stoom in beweging wordt gebracht. Voor het stoken van de stoommachine zijn grote hoeveelheden steenkool nodig.
- Arbeidsomstandigheden
- Het geheel van voorwaarden en omstandigheden waaronder een arbeider moet werken, zoals het loon, het aantal werkuren per week en veiligheid op de werkvloer.
- Industriële Revolutie
- Grote verandering in de West-Europese samenleving door de omschakeling van handmatige naar machinale productie van goederen.
- Urbanisatie
- Verstedelijking; het groeien van bestaande steden en het ontstaan van nieuwe steden.
- Afzetgebied
- Gebied waar goederen verkocht worden.
- Grondstoffen
- Het basismateriaal waaruit door bewerking een ander product of artikel gemaakt wordt.
- Modern imperialisme
- Periode in de tweede helft van de 19e eeuw waarin een aantal West-Europese landen door het veroveren van kolonies in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal wereldrijk (imperium) opbouwde.
- Nationalisme
- Voorliefde voor en het verheerlijken van het eigen volk. Als een volk nog geen eigen staat heeft, dan streeft het volk naar zelfstandigheid van het eigen land.
- Superioriteit
- Het gevoel of de overtuiging dat iemand beter, sterker of meer waard is dan een ander.
- Communisme
- Een politieke stroming waarin de arbeidersklasse de macht van de bezittende klasse door een revolutie wil breken om zo de arbeiders zelf aan de macht te brengen.
- Kapitalisme
- Een economisch systeem met als hoofddoel zoveel mogelijk winst maken, waarbij de ondernemer zoveel mogelijk vrijheid moet hebben om dit doel te realiseren.
- Klassenstrijd
- De door aanhangers van Marx gebruikte benaming voor het conflict tussen twee klassen (proletariaat tegenover bourgeoisie) die tegengestelde politieke en economische belangen hebben.
- Liberalisme
- Een politieke stroming die streeft naar zoveel mogelijk individuele vrijheid voor burgers en zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis.
- Revolutie
- Een plotselinge en snelle verandering van de bestaande verhoudingen waarvan de gevolgen op lange termijn erg groot zijn.
- Sociaaldemocratie / Socialisme
- Een politieke stroming waarin de arbeidersklasse de macht van de bezittende klasse wil breken door het invoeren van sociale hervormingen via het parlement, om zo de positie van de arbeider te verbeteren.
- Sociale kwestie
- De bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de Industriële Revolutie een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan (rijk – arm) die dringend om een oplossing vroeg.