ZugSpitze - 5/6 VWO - Schreiben - Extrablatt - Vokabelliste 1

Woorden in deze lijst (50)

Origineel

vertrekken: abfahren
aangifte doen: anzeigen
de aangifte/de advertentie: die Anzeige
het verslag: der Bericht
versnellen: beschleunigen
remmen: bremsen
printen: drucken
de hoek: die Ecke
de hulptroepen: die Einsatzkräfte
nauw/krap: eng
bevatten: enthalten
ontslaan: entlassen/kündigen
gebeuren: sich ereignen
het voertuig: das Fahrzeug
het geval: der Fall
arresteren: festnehmen (nahm fest – festgenommen)/verhaften
de winkel: das Geschäft/die Geschäfte; der Laden/die Läden
achterhalen/ontdekken: herausfinden
de helikopter: der Hubschrauber
zich vergissen: sich irren/sich täuschen
het gevecht: der Kampf
vechten: kämpfen
het kenteken/het nummerbord: das Kennzeichen/das Nummernschild
de cirkel: der Kreis
het kruispunt: die Kreuzung
de parkeergarage: das Parkhaus
snel rijden: rasant fahren
de terugreis: die Rückfahrt/die Rückreise
de toedracht: der Sachverhalt
het uithangbord/het verkeersbord: das Schild
de file: der Stau
de tram: die Straßenbahn/die Tram
het traject/de route: die Strecke
scheiden: sich trennen
de metro: die U-Bahn
de overval: der Überfall
inhalen: überholen
de straat oversteken: die Straße überqueren
het ongeluk: der Unfall
onvoorspelbaar: unvorhersehbar
het verkeer: der Verkehr
vernietigen/verwoesten: vernichten/zerstören
(de trein) missen: (den Zug) verpassen
veroordelen: verurteilen
groeien: wachsen (wuchs – gewachsen)
de groei: das Wachstum
draaien/keren: wenden (wendete – gewendet)
de getuige: der Zeuge/die Zeugen
de botsing: der Zusammenstoß
op elkaar botsen: zusammenstoßen