Na klar! - 1 & 2 VWO - Schule - Les 3 Am Telefon - Redemittel

Woorden in deze lijst (20)

Origineel

Kom je op mijn feest?: Kommst du zu meiner Party?
Kan ik het boek krijgen?: Kann ich das Buch haben?
Dat meen je toch niet?: Das ist doch nicht dein Ernst?
Wat ben je nu aan het doen?: Was machst du jetzt?
Wie is er ziek?: Wer ist krank?
Wanneer ben je jarig?: Wann hast du Geburtstag?
Welk huiswerk hebben we op voor woensdag?: Welche Hausaufgaben haben wir für Mittwoch auf?
Welcijfer heb je voor Frans?: Welche Note hast du in Französisch?
Ik heb geen zin in school.: Ich habe keinen Bock auf die Schule.
Pak toch je agenda!: Nimm doch deinen Terminkalender!
Nee, ik kan niet.: Nein, ich kann nicht.
Het spijt me. Ik heb geen tijd.: Es tut mir leid. Ich habe keine Zeit.
Ik nodig je uit voor mijn feestje.: Ich lade dich zu meiner Party ein.
Ik heb een 10 voor biologie.: Ich habe eine 1 in Biologie.
Ja, direct.: Ja, sofort.
Leuk. Dat doen we.: Toll. Das machen wir.
Ik ben op 29 juni jarig.: Ich habe am 29. Juni Geburtstag.
Ik moet misschien stoppen.: Ich muss vielleicht Schluss machen.
Nodig je zus ook uit?: Lädst du deine Schwester auch ein?
Ik wil graag goede cijfers hebben.: Ich möchte gute Noten haben.