Nectar - 2 vmbo-t/havo - Hoofdstuk 8 - Je lichaam werkt

Nectar - 2 vmbo-t/havo - Hoofdstuk 8 - Je lichaam werkt

Woorden in deze lijst (70)

ademhalingsstelsel
bestaat uit de organen luchtpijp, bronchiën en longen en heeft als taak zuurstof opnemen uit de lucht en koolstofdioxide afgeven aan de lucht
aders
bloedvaten met dunne wanden en kleppen, die het bloed van de organen terugvoeren naar het hart
aorta
grootste slagader; voert zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkamer in de richting van alle organen, behalve de longen
bloedplasma
lichtgele vloeistof in je bloed; hierin zitten onder andere voedingsstoffen en afvalstoffen opgelost
bloedvatenstelsel
bestaat uit de organen hart en bloedvaten en heeft als taak het vervoeren van stoffen naar en van alle organen in je lichaam
boezems
twee bovenste ruimten in je hart
borstademhaling
het bewegen van je ribben om te ademen
buikademhaling
het bewegen van je middenrif om te ademen
bronchiën
vertakkingen van de luchtpijp
cellen
kleine ‘bouwsteentjes’ waaruit mensen, dieren en planten bestaan
celkern
rond bolletje in een cel dat alles regelt wat er in de cel gebeurt
celmembraan
een dun vlies aan de buitenkant van een cel
cytoplasma
een dikke vloeistof waarin de celkern dobbert
elektrocardiogram (ecg)
een grafiek van de elektrische impulsen (elektrische spanning) in het hart, gemeten tijdens de verschillende fasen van de hartslag
energie
heb je nodig voor levensprocessen, activiteit en om warm te blijven. Energie komt vrij bij de verbranding van energierijke voedingsstoffen zoals glucose
gaswisseling
uitwisseling van gassen in de longblaasjes: zuurstof gaat vanuit de lucht in de longblaasjes naar het bloed, koolstofdioxide gaat vanuit het bloed naar de lucht in de longblaasjes
glucose
de belangrijkste energierijke voedingsstof (brandstof) voor de verbranding
grote bloedsomloop
bloed stroomt vanuit de linkerkamer, via een orgaan, naar je rechterboezem; de functie is onder andere het afgeven van zuurstof aan de cellen en het opnemen van koolstofdioxide
haarvaten
kleinste en dunste soort bloedvaten; hier worden stoffen uitgewisseld tussen het bloed en de cellen van een orgaan
hartkleppen
kleppen tussen boezems en kamers; voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de boezems
hartritme
het aantal hartslagen per minuut
hartslag
pompbeweging van het hart: boezems trekken samen – kamers trekken samen – hartpauze
hemoglobine
rode kleurstof in de rode bloedcellen; hieraan hecht zuurstof zich vast
holle aders
twee grote aders, die zuurstofarm bloed uit de andere aders naar de rechterboezem van het hart voeren
kamers
twee onderste ruimten in je hart
keelholte
hierin komt de ingeademde lucht vanuit je neusholte en mondholte
kleine bloedsomloop
bloed stroomt vanuit de rechterkamer, via je longen, naar je linkerboezem; de functie is het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide
kleppen
voorkomen dat bloed terugstroomt, doordat ze maar naar één kant open kunnen. Kleppen zitten in aders en in en bij het hart
koolstofdioxide
afvalstof van de verbranding van glucose; je geeft het af aan de lucht als je uitademt
kransaders
aders die zuurstofarm bloed van het hart zelf naar een holle ader vervoeren
kransslagaders
slagaders die het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen voorzien
longader
ader die zuurstofrijk bloed van de longen naar de linkerboezem voert
longblaasjes
blaasjes aan het einde van de luchtpijptakjes; hier vindt de opname van zuurstof en de afgifte van koolstofdioxide plaats
longen
in je longen gaat zuurstof vanuit de lucht in je bloed en koolstofdioxide vanuit je bloed naar de lucht
longslagader
slagader die zuurstofarm bloed vanuit de rechterkamer naar de longen voert
luchtpijp
hierin komt de lucht vanuit je keelholte
luchtpijptakjes
de kleinste buisjes aan het eind van de bronchiën; ze zitten in je longen
melkzuur
zure stof die vrijkomt als spieren glucose gaan verbranden zonder zuurstof; prikkelt de pijnzenuwen en geeft spierpijn
middenrif
een stevig gespierd vlies tussen je borstholte en buikholte
mondholte
hier komt de lucht je lichaam binnen als je door je mond inademt
neusholte
binnenkant van je neus, waarlangs de lucht binnenkomt als je door je neus inademt. De neusholte is bekleed met slijmvlies
orgaansstelsel
een aantal organen in het lichaam die samenwerken aan dezelfde taak
organen
delen van het lichaam met een bepaalde taak
rode bloedcellen
cellen in het bloed die zuurstof vervoeren
romp
lichaam zonder hoofd, armen en benen; bestaat uit de borstholte en de buikholte
slagaderkleppen
kleppen aan het begin van de longslagader en de aorta; ze voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamers
slagaders
bloedvaten met dikke, gespierde wanden, die bloed van het hart naar de organen voeren
slijmcellen
cellen in het slijmvlies die slijm maken
slijmvlies
laagje cellen dat aan de binnenkant van je luchtwegen zit; het produceert slijm
spierstelsel
bestaat uit al je spieren en heeft als taak je lichaam laten bewegen
trilhaarcellen
cellen in het slijmvlies van je luchtpijp en bronchiën met trilharen, die slijm met stofdeeltjes naar de keelholte duwen
uitscheiding
het verwijderen van afvalstoffen uit je bloed en daarna uit je lichaam
uitscheidingsorganen
organen die afvalstoffen verwijderen: nieren, longen en huid
verbranding
afbreken van glucose met behulp van zuurstof; er komt energie bij vrij: glucose + zuurstof → koolstofdioxide + water + energie
vergisting
afbreken van glucose zonder zuurstof; er komt melkzuur vrij: glucose → melkzuur + beetje energie
verteringsstelsel
bestaat uit onder andere slokdarm, maag en de dunne en dikke darm; de functie is het kleiner maken van grote voedingsstoffen, zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen
water
een afvalstof van de verbranding van glucose; je scheidt het uit via urine, door zweten en uitademen
weefsel
een groep cellen met dezelfde vorm en taak
weefselvloeistof
vloeistof die tussen de lichaamcellen stroomt; cellen nemen vanuit de weefselvloeistof stoffen op en geven er stoffen aan af
zenuwstelsel
bestaat uit hersenen, ruggenmerg en zenuwen; de taak is het aansturen en laten samenwerken van je organen
zuurstof
gas in de lucht die je inademt; is nodig voor de verbranding van glucose
bloeddruk
kracht waarmee bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt; dat meet je in mm kwikdruk
bovendruk
de bloeddruk die ontstaat bij het samentrekken van de kamers; dit is de grootste druk
cholesterol
een vetachtige stof die aan de wanden van bloedvaten plakt, waardoor het bloedvat nauwer wordt. Het bloed stroomt daardoor minder goed
hartinfarct
door een vernauwing ergens in de kransslagaders krijgt een deel van de hartspier onvoldoende glucose en zuurstof en sterft hierdoor af
hoge bloeddruk
als je bloeddruk altijd hoger is dan gemiddeld: de onderdruk is hoger dan 90 en de bovendruk is hoger dan 140 mm kwikdruk
onderdruk
de bloeddruk tijdens de hartpauze; dit is de kleinste druk
onverzadigde vetten
vetten die cholesterolverlagend werken; zitten veel in vloeibare vetten, in vette vis en in noten
plaque
ander woord voor de afzetting van cholesterol in bloedvaten
verzadigde vetten
vetten die je cholesterol verhogen; zitten veel in dierlijke producten, gebak en koekjes
Hoi Gast!