Frans - LIBRE SERVICE 4e - 5 VWO - CHAPITRE 2 - PARLER
Woorden in deze lijst (40)
Origineel
- entendu
- afgesproken
- entouré de
- omringd door
- déranger
- storen
- exagérer
- overdrijven
- avoir le droit
- het recht hebben
- le silence
- de stilte
- supporter
- verdragen
- l'école maternelle (f)
- de kleuterschool
- poursuivre
- achtervolgen
- ramener
- terugbrengen
- se débrouiller
- zich redden
- la conversation
- het gesprek
- réfléchir
- nadenken
- quitter
- verlaten
- avoir raison
- gelijk hebben
- la récré/récréation
- de pauze
- refuser
- weigeren
- inventer
- verzinnen
- ravi
- heel blij
- faire mal
- pijn doen
- avouer
- toegeven
- à vrai dire
- eigenlijk
- tout le temps
- de hele tijd
- faire confiance
- vertrouwen hebben
- fâché
- boos
- faire la paix
- het goedmaken
- la colère
- de woede
- énervant
- irritant
- le conflit
- het conflict
- se disputer
- ruzie maken
- Je ne te crois pas. Tu n'exagères pas un petit peu ?
- Ik geloof je niet. Overdrijf je niet een beetje?
- Mes parents me contrôlent tout le temps, ça m'énerve.
- Mijn ouders controleren me de hele tijd, dat irriteert me.
- J’ai deux sœurs qui sont plus âgées que moi.
- Ik heb twee zussen die ouder zijn dan ik.
- Dis-leur qu’ils peuvent te faire confiance.
- Zeg hun dat ze je kunnen vertrouwen.
- Ma petite amie veut qu’on fasse tout ensemble.
- Mijn vriendin wil dat we alles samen doen.
- Je lui ai promis d’aller à cette fête.
- Ik heb hem/haar beloofd om naar dat feest te gaan.
- Tu as tout à fait raison, je vais y réfléchir.
- Je hebt helemaal gelijk, ik ga erover nadenken.
- Pourquoi tu t’intéresses à lui ?
- Waarom interesseer je je voor hem?
- Il faut que je file maintenant.
- Ik moet er nu vandoor.
- Au début, j’étais ravi de sortir avec elle.
- In het begin was ik heel blij om met haar uit te gaan.
