Unit 3 - Lesson 3 - Speaking and conversations - NL/ENG

Unit 3 - Lesson 3 - Speaking and conversations - NL/ENG

Woorden in deze lijst (39)

aardig
kind
bang
scared
gemeen
mean
grappig
funny
je iets voorstellen
to imagine
moe
tired
nogal
quite
ontspannen
relaxed
onvriendelijk
unfriendly
opletten
to pay attention
overstuur
upset
rustig
calm
sympathiek
pleasant
verdrietig
sad
Hoe gaat het?
How are you?
Met mij gaat het goed, dank je.
I'm fine, thank you.
Is alles in orde met Emma?
Is everything all right with Emma?
Ze is erg nerveus voor de voorstelling.
She is very nervous about the play.
Gaat alles goed?
Are you okay?
Nee, ik ben erg boos.
No, I'm really angry.
Hoe gaat het met je vader?
How is your father?
Het gaat niet zo goed met hem, vrees ik.
He's not very well, I'm afraid.
Zou je dat kunnen herhalen, alsjeblieft?
Could you repeat that, please?
Pardon?
Pardon?
Wat zegt u?
I beg your pardon?
Wat zei je ook alweer?
What was that again?
Het spijt me, ik heb het niet begrepen.
I'm sorry, I didn't get that.
Sorry, maar ik begrijp je niet.
Sorry, but I don't follow you.
Ik ben altijd blij en vriendelijk.
I'm always happy and friendly.
Hoe ziet ze eruit?
What does she look like?
Ze is lang, blond en beeldschoon.
She's tall, blonde and gorgeous.
Wat is hij voor iemand?
What is he like?
Hij lijkt lui en chagrijnig.
He seems lazy and moody.
Hij is een beetje verlegen, maar hij is heel aardig.
He's a bit shy, but he's really nice.
Mag ik uw / jullie aandacht, alstublieft?
May I have your attention, please?
Zullen we beginnen?
Shall we get started?
Pardon, maar ik wil graag beginnen.
Excuse me, but I would like to start.
Laten we beginnen.
Let's get started.
Ik wil je / jullie attenderen op
I would like to draw your attention to
Hoi Gast!