FORUM - 3 gym/vwo - Burgers & stoommachines

Woorden in deze lijst (64)

Origineel

stadhouder: Plaatsvervanger van de koning in een gewest. In de Republiek was de stadhouder de hoogste militaire leider.
inhuldigen: Iets of iemand plechtig laten beginnen met datgene waar het voor is of wat hij/zij moet doen.
koning: Vorst die zegt dat God zijn familie heeft uitgekozen om te regeren en die daarom zijn macht doorgeeft aan zijn zoon of dochter als een erfenis.
democratische revolutie: Revolutie die als doel heeft meer democratie in te voeren.
vorst: Iemand die als enige in een land de macht heeft die hij heeft geërfd van zijn vader of moeder.
macht: Vermogen om anderen te laten doen wat jij wilt, ook als ze dat uit zichzelf niet willen.
revolutie: Totale en ingrijpende verandering.
conservatief: Mensen die oude dingen willen behouden en voortzetten, noem je conservatief.
democratie: Regering door het volk. In een democratisch land wordt naar de inwoners geluisterd en is hun stem belangrijk, bijvoorbeeld bij verkiezingen.
republiek: Een staat zonder koning of andere vorst. Bij de Romeinen was de republiek 'iets van iedereen'; dat wil zeggen: een staat van en voor de burgers.
burger: Iemand die voor zijn leven afhankelijk is van de staat en die rechten en plichten heeft.
staat: Een land met een eigen bestuur.
edele: Iemand die behoort tot de adel, een groep mensen met voorrechten.
geestelijkheid: Staan van mensen die hun hele leven bezig zijn met de christelijke godsdienst.
vrijheid: Kunnen doen wat je zelf wilt. Kunnen gaan en staan waar je wilt.
voorrecht: Iets wat mensen zo belangrijk vinden dat ze er speciaal voor over hebben.
verzet: Weerstand of tegenstand tegen iets bieden, proberen te verhinderen dat er iets gebeurt waar je het niet eens bent.
liberaal: Politieke stroming die voor de idealen van de democratische revolutie was: het streven naar een grondwet, burgerrechten en vrijheid.
propaganda: Reclame maken voor een manier van denken of een politieke stroming in de hoop daar meer aanhangers voor te winnen.
kritiek: Iemand die kritisch nadenkt, wil graag zijn eigen oordeel vellen iets vormen en niet zomaar anderen napraten.
opstand: Groot oproer met de bedoeling om het bestuur af te zetten.
bestuur: Leidinggeven aan een land of een gebied.
nationalist: Streven naar een onafhankelijk eigen land voor het eigen volk met een eigen regering.
politiek: De manier waarop mensen hun stad, gebied of land regeren en besturen en dus hoe ze macht uitoefenen.
beweging: Groep mensen die iets wil bereiken en zich daarvoor inspant.
grondwet: Wet waarin regels staan over hoe het land geregeerd moet worden.
verkiezingen: Manier om bestuurders of een regering aan te wijzen door mensen te laten kiezen tussen politici die graag aan de macht willen komen.
volksvertegenwoordiging: Vergadering van door het volk gekozen vertegenwoordigers.
parlement: Vergadering van door het volk gekozen vertegenwoordigers. Hetzelfde als een volksvertegenwoordiging.
minister: Dienaar van een koning die helpt het rijk te besturen.
vertrouwen: Op iets rekenen, ervan uitgaan dat het goed komt.
meerderheid: Als er in een groep meer dan de helft van de leden aan jouw kant heeft — of meer dan de helft van de stemmen hebt — heb je de meerderheid.
kiesrecht: Recht om te stemmen bij verkiezingen.
belasting: Geld dat je aan de overheid moet betalen.
beschaven: Mensen ontwikkelen en onderwijzen totdat ze zich netjes en volgens jouw regels gedragen.
onderwijs: Overbrengen van kennis en vaardigheden op leerlingen.
organiseren: Iets samen met een ander regelen.
feminisme: Beweging die opkomt voor de rechten van vrouwen.
rechten: Dingen die je mag doen of die je hoort te krijgen, bijvoorbeeld het recht om zelf te kiezen waar je wilt wonen of het recht op voldoende voedsel.
druk: Toestand waardoor iemand zich gedwongen voelt om iets te doen.
regering: Regeren is een land besturen. De regering bestaat uit de koning en de ministers. Meestal zijn dat de ministers.
wet: Algemene regel die geldt voor iedereen in het land omdat die door de regering is vastgesteld.
programma: Lijst van dingen die iemand wil doen of dingen die worden uitgevoerd.
politicus: Iemand die zich voor zijn beroep bezighoudt met politiek.
partij: Groep mensen die dezelfde ideeën heeft over hoe het land bestuurd moet worden.
vertegenwoordiger: Iemand die namens iemand anders of een groep andere mensen optreedt om opkomt voor hun belangen.
protestant: Christenen die zich afgesplitst hebben van de rooms-katholieke kerk zijn protestanten.
schoolstrijd: Ruzie over het onderwijs in Nederland waarbij protestanten en rooms-katholieken probeerden gedaan te krijgen dat hun scholen ook door de staat werden betaald.
rooms-katholiek: Christelijke kerk die vanuit Rome geleid wordt door de paus.
christendemocraten: Politieke stroming die de idealen van de christelijke godsdienst wil toepassen.
waarde: Iets wat mensen zo belangrijk vinden dat ze er speciaal voor over hebben.
Verlichting: De Verlichting was een beweging uit de achttiende eeuw die wetenschappelijk denken wilde verspreiden en mensen aanmoedigde om hun verstand te gebruiken.
Industriële Revolutie: Overgang van een samenleving waarin landbouw het belangrijkste middel van bestaan is naar een industriële samenleving.
arbeider: Iemand die leeft van — meestal lichamelijk — werk, vaak werk in een fabriek.
massaal: Massa is een grote hoeveelheid: het woord wordt vaak gebruikt voor een grote hoeveelheid mensen.
fabriek: Plaats waar producten worden gemaakt door middel van mechanisatie (dat is: gebruik van machines).
sociale kwestie: De slechte situatie wat betreft woning, werk, gezondheid, loon, enzovoort in de negentiende eeuw.
socialisme: Politieke stroming die opkwam voor de rechten van arbeiders en die sociale wetten wilde invoeren.
uitbuiten: Misbruik maken van je macht en een ander te doen.
concurrentie: Proberen iets beter of goedkoper aan te bieden dan een ander die hetzelfde aanbiedt.
communisme: Politieke beweging van de gelijkheid van Karl Marx.
dictatuur: Een dictator is iemand die alle macht in een land heeft zonder koning te zijn.
sociaaldemocraten: Politieke stroming die de idealen van het socialisme wil bereiken door democratische middelen.
vakbond: Vereniging van arbeiders die opkomt voor hun belangen.