Maatschappijleer §2.3

Teun

Woorden in deze lijst (17)

Origineel

Wetboek van Strafrecht: Alle regels en wetten van Nederland zijn vastgelegd in een wetboek. Alle overtredingen en misdrijven staan erin.
Misdrijven: Zijn ernstige strafbare feiten, zoals diefstal, mishandeling of moord. De maximale straf is levenslange gevangenisstraf.
Overtredingen: Zijn minder ernstige strafbare feiten, zoals fietsen zonder licht, wildplassen of vandalisme. Maximale straf hiervoor is een jaar gevangenisstraf.
Criminaliteit: Hieronder vallen allen misdrijven die in de wet staan.
Procedure misdrijf: Eerst de politie, zij verzamelen informatie, zoeken sporen en verhoren mensen. Zij leggen al die informatie vast in een proces-verbaal. De officieer van justitie neemt hierover de leiding en houdt alles in de gaten. De officieer seponeert, doet de zaak af of stapt naar de rechter.
Fouilleren: Dat kan pas als de politie een redelijk vermoeden heeft dat jij de wet overtreedt.
Dwangmiddelen: Ander woord voor opsporingsbevoegdheid.
Verdachte: Ben je als er een redelijk vermoeden is van schuld.
Aanhouding: Moet de verdachte mee naar het bureau voor verhoor, ook wel arrestatie.
Staande houden: Dan moet de verdachte zijn ID laten zien.
Toestemming bij dwangmiddelen: De politie moet toestemming vragen aan de rechter-commissaris bij de volgende dingen: Het binnengaan bij een woning, het afluisteren van telefoongesprekken en het aftappen van internetverkeer, het preventief fouilleren, een verdachte langer dan negen uur vasthouden en infiltratie bij misdaadorganisaties.
Seponeren: Het afzien van verdere rechtsvervolging. Gebeurd als er onvoldoende bewijs is, als het gaat om licht strafbaar feit of als de verdachte genoeg gestraft is.
Transactie: Dan moet de verdachte een taakstraf afleggen of een boete betalen en dan hoeft de verdachte niet meer voor de rechter te verschijnen.
Strafbeschikking: Dan legt het OM zelf een straf op voor de verdachte
Vervolgen: De officieer van justitie kan de verdachte ook vervolgen, dan stuurt hij het dossier naar de rechter en begint een rechtszaak.
Rechter: Stelt tijdens de rechtszaak vast of de verdachte wel of niet schuldig is.
Onschuldvermoeden: Je bent dan onschuldig, totdat de rechter heeft vastgesteld dat het tegendeel is bewezen.