Woorden hoofdstuk 4 F-N

Woorden hoofdstuk 4 F-N

Tosca
1

Woorden in deze lijst (142)

réconforter
troosten, opvrolijken
briller
brillerschitteren, stralen
se battre
vechten
le partage
het delen
costaud
sterk, stevig
maigre comme un clou
broodmager
des fois
soms
le mec
de gast, de gozer
marquer un but
een doelpunt scoren
bousculer
omverlopen
foutu
verknald
désespérer
wanhopen
délicat
gevoelig
en gros
globaal, kort samengevat
éviter
vermijden
retenir
onthouden
se détendre
zich ontspannen
soit … soit …
of … of …
s’inquiéter
zich ongerust maken
(ne …) aucun
geen enkel
fréquenter
daten, omgaan met
accompagner
meegaan met, vergezellen
avoir en commun
gemeen hebben
aborder un sujet
een onderwerp aankaarten
avoir un crush pour quelqu’un
een oogje op iemand hebben
kiffer (fam.)
houden van
être assis
zitten
être debout
staan
la mémoire
het geheugen
le polar
de detective
le regard
de blik
se parler
met elkaar praten
se souvenir de
zich herinneren
suffire
genoeg zijn
tandis que
terwijl
tomber amoureux, amoureuse
verliefd worden
d'ailleurs
trouwens
descendre
uitstappen
échanger
uitwisselen
la timidité
de verlegenheid
les écouteurs (m pl)
de koptelefoon / oordopjes
l'oreille (f)
het oor
monter
instappen
raide
steil
reconnaître
herkennen
soudain
plotseling
sourire
glimlachen
tenter
proberen
montrer du doigt
aanwijzen
s’allonger
gaan liggen
s’appuyer
leunen
s’asseoir
gaan zitten
se mettre à genoux
neerknielen
se mettre debout
gaan staan
se pencher
(voorover)buigen
se retourner
zich omdraaien
consoler
troosten
contenir
bevatten
déclarer son amour
een liefdesverklaring doen
déçu
teleurgesteld
en fait
in feite
en tout cas
in elk geval
établir
vaststellen
éviter
vermijden
la mémoire
het geheugen
la patience
het geduld
l'ado (m) / l'adolescent (m)
de tiener
l'angoisse (f)
de angst
le chagrin
het verdriet
le coup de foudre
de liefde op het eerste gezicht
le mouchoir
de zakdoek
le refus
de afwijzing
le sentiment
het gevoel
l'échec (m)
de mislukking
oser
durven
réciproque
wederzijds
rougir
blozen
s’avancer vers quelqu’un
naar iemand toe komen
se passer de
zonder kunnen
sentir
voelen
bien s’entendre avec
goed overweg kunnen met
draguer (fam.)
versieren
plaire à
bevallen
rompre
het uitmaken
se disputer
ruzie maken
séduire
verleiden
au contraire
integendeel
au début
in het begin
avoir l’impression
de indruk hebben
avoir l'air
lijken / eruitzien
compter
ertoe doen / tellen
la bande-annonce
de trailer
manquer
missen
n’importe quoi
onzin
nerveux
zenuwachtig
ouvert
open (ook fig.)
passer
langskomen
plutôt
eerder / liever
prévoir
van plan zijn
rigolo
grappig / lollig
se disputer
ruzie maken
se donner rendez-vous
afspreken
se sentir bien
zich goed voelen
si
jawel
venir chercher
ophalen
violent
gewelddadig
annuler un rendez-vous
een afspraak afzeggen
appeler quelqu’un
iemand bellen
confirmer un rendez-vous
een afspraak bevestigen
joindre quelqu’un au téléphone
iemand telefonisch bereiken
laisser un message
een boodschap achterlaten
le coup de fil
het telefoontje
passer quelqu’un
doorverbinden met iemand
remettre / déplacer un rendez-vous
een afspraak verzetten
se tromper de numéro
een verkeerd nummer toetsen / kiezen
téléphoner à quelqu’un
iemand bellen
le cœur
het hart
le morceau
het stuk, het brok
et puis
en vervolgens
mort
dood
fais gaffe !
kijk uit!
se souvenir
zich herinneren
affreux
afschuwelijk
l’erreur (f)
de fout
se disputer
ruziemaken
la forme
de vorm
surtout
vooral
inexplicable
niet uit te leggen
toi-même
jijzelf
c’est clair
dat is duidelijk
avoir raison
gelijk hebben
passer un message
een boodschap doorgeven
si
als, indien
la voix
de stem
faire la connaissance de
kennismaken met
à la prochaine
tot de volgende keer
le rêve
de droom
l’autre
de ander
l’attraction (f)
de aantrekkingskracht
le sentiment
het gevoel
le chagrin d’amour
het liefdesverdriet
être amoureux de
verliefd zijn op
Hoi Gast!