Hoofdstuk 1
Woorden in deze lijst (87)
Origineel
- bonjour
- dag
- salut
- hoi
- au revoir
- tot ziens
- ça va ?
- hoe gaat het?
- merci
- bedankt
- oui
- ja
- non
- nee
- le garçon
- de jongen
- la fille
- het meisje
- je m'appelle
- ik heet
- j'habite (habiter)
- ik woon (wonen)
- voici
- hier is, hier zijn
- voilà
- daar is, daar zijn
- monsieur
- meneer
- madame
- mevrouw
- il y a
- er is, er zijn
- c'est
- het is, dat is
- français(e)
- Frans
- néerlandais(e)
- Nederlands
- où ?
- waar?
- l'ami (m)
- de vriend
- j'habite (habiter)
- ik woon (wonen)
- le quartier
- de wijk
- l'école (f)
- de school
- la France
- Frankrijk
- le pays
- het land
- la ville
- de stad
- la rue
- de straat
- le collège
- de middelbare school (klas 1, 2, 3)
- voici
- hier is, hier zijn
- voilà
- daar is, daar zijn
- et toi ?
- en jij?
- grand
- groot
- joli
- mooi, leuk
- il y a
- er is, er zijn
- aussi
- ook
- non
- nee
- le garçon
- de jongen
- la fille
- het meisje
- l'amie (f)
- de vriendin
- comment ?
- hoe?
- ça va bien
- het gaat goed
- le prénom
- de voornaam
- ça va ?
- hoe gaat het?
- merci
- bedankt
- présenter
- voorstellen
- moi ?
- ik?
- à plus
- tot later
- chouette
- leuk
- qui ?
- wie?
- nouveau, nouvelle
- nieuw
- là-bas
- daar, daarginds
- regarde ! (regarder)
- kijk! (kijken naar)
- dans
- in
- sympa
- aardig
- je te présente
- ik stel je voor
- où ?
- waar?
- l'appartement (m)
- het appartement
- la maison
- het huis
- loin
- ver
- le jardin
- de tuin
- la piscine
- het zwembad
- il s'appelle
- hij heet
- la minute
- de minuut
- maintenant
- nu
- très
- heel, erg
- bien
- goed
- et
- en
- mais
- maar
- avec
- met
- la mer
- de zee
- super
- geweldig
- petit
- klein
- de
- van
- le / la même
- dezelfde, hetzelfde
- content
- tevreden, blij
- ou
- of
- sportif
- sportief
- le bus
- de bus
- le nom de famille
- de achternaam
- l'âge (m)
- de leeftijd
- l'adresse (f)
- het adres
- la nationalité
- de nationaliteit
- le hobby
- de hobby
- près de
- dicht bij
- le tennis
- tennis
- alors
- dan, dus
