toetsweek 4 nl>du

53
Woorden in deze lijst (111)
Origineel
- de brievenbus
 - der Briefkasten
 - de dief
 - der Dieb
 - de diefstal
 - der Diebstahl
 - de identiteitskaart
 - der Personalausweis
 - de medewerker
 - der Mitarbeiter
 - de ooggetuige
 - der Augenzeuge
 - de overval
 - der Überfall
 - de batterij (mobieltje)
 - der Akku
 - de pinautomaat
 - der Geldautomat
 - de politieagent
 - der Polizist
 - de schade
 - der Schaden
 - de accu
 - die Autobatterie
 - de afrit
 - die Ausfahrt
 - de autogarage
 - die Autowerkstatt
 - de bank (geld)
 - die Bank
 - de brandweer
 - die Feuerwehr
 - de controle
 - die Kontrolle
 - de dokterspraktijk
 - die Arztpraxis
 - het nieuwsbericht
 - die Nachricht
 - de pech
 - die Panne
 - de rem
 - die Bremse
 - de straf/
boete  - die Strafe
 - de voicemail
 - die Mailbox
 - de geldrekening
 - das Konto
 - de oplader
 - das Ladegerät
 - het pakketje
 - das Päckchen
 - de documenten
 - die Papiere
 - aan de hand zijn
 - los sein
 - aangifte doen
 - Anzeige erstatten
 - achterlaten
 - hinterlassen
 - afhalen
 - abholen
 - bereiken
 - erreichen
 - bestraffen
 - bestrafen
 - blokkeren
 - sperren
 - branden
 - brennen
 - controleren
 - kontrollieren
 - doorgeven
 - weitergeben
 - doorverbinden
 - verbinden
 - gebeuren
 - passieren
 - geld opnemen
 - Geld abheben
 - herhalen
 - wiederholen
 - melden
 - melden
 - ontvangen
 - erhalten
 - opladen
 - aufladen
 - opnemen (telefoon)
 - rangehen
 - opvallen
 - auffallen
 - overmaken
 - überweisen
 - stelen
 - stehlen
 - terugbellen
 - zurückrufen
 - vallen
 - fallen
 - verwachten
 - erwarten
 - bereikbaar
 - erreichbar
 - geldig
 - gültig
 - gewond
 - verletzt
 - leeg
 - leer
 - toegestaan
 - erlaubt
 - verboden
 - verboten
 - Wat zegt u?
 - Wie bitte?
 - zometeen
 - gleich
 - de ambulance
 - der Krankenwagen
 - de bosbrand
 - der Waldbrand
 - de crimineel
 - der Kriminelle
 - de dader
 - der Täter
 - de envelop
 - der Briefumschlag
 - de gewonde
 - der Verletzte
 - de milieubescherming
 - der Umweltschutz
 - de oproep
 - der Aufruf
 - de staking
 - der Streik
 - de storm
 - der Sturm
 - het telefoontje
 - der Anruf
 - de aandacht
 - die Aufmerksamkeit
 - de melding
 - die Meldung
 - de droogte
 - die Dürre
 - het geweld
 - die Gewalt
 - de informatie
 - die Information
 - de lawine
 - die Lawine
 - de natuurramp
 - die Naturkatastrophe
 - de overstroming
 - die Überschwemmung
 - de reparatie
 - die Reparatur
 - de samenvatting
 - die Zusammenfassung
 - de veiligheid
 - die Sicherheit
 - de verandering
 - die Veränderung
 - de verkiezingen
 - die Wahl
 - de verwonding
 - die Verletzung
 - de aardbeving
 - das Erdbeben
 - de afbeelding/
foto  - das Bild
 - het apparaat
 - das Gerät
 - het klimaat
 - das Klima
 - het mobieltje
 - das Handy
 - het onderwerp
 - das Thema
 - het parkeerverbod
 - das Parkverbot
 - afsluiten
 - beenden
 - blijven staan
 - stehen bleiben
 - kiezen
 - wählen
 - krijgen
 - kriegen
 - ondersteunen
 - unterstützen
 - opgeven
 - aufgeben
 - remmen
 - bremsen
 - staken
 - streiken
 - stijgen
 - steigen
 - veranderen
 - verändern
 - wegslepen
 - abschleppen
 - aan het begin
 - am Anfang
 - als laatste
 - zuletzt
 - daarna
 - danach
 - dan
 - dann
 - eerst
 - zuerst
 - hard
 - laut
 - sociaal
 - sozial
 - tot slot
 - zum Schluss
 - zacht
 - leise