woordenlijst new interface 3,4

2keer geoefend
Woorden in deze lijst (174)
Origineel
- advice
- advies
- another one
- nog één/
een andere - awful
- afschuwelijk
- baggy
- wijd/
flodderig - boots
- laarzen/
hoge schoenen - exactly
- precies
- exhibition
- tentoonstelling
- explain
- uitleggen
- gloves
- handschoenen
- high heels
- hoge hakken
- jacket
- jas/
colbert - just
- gewoon
- kit
- uitrusting
- laugh
- lachen
- mistake
- fout/
vergissing - mostly
- vooral/
meestal - outfit
- (kleding)set
- pair
- paar
- point him out
- wijzen naar/
aanwijzen - rule
- regel
- suit
- pak
- trainers
- sportschoenen
- trousers
- broek(en)
- whisper
- fluisteren
- admit
- toegeven
- afraid
- bang
- belt
- riem
- button
- knoop
- comfortable
- gemakkelijk/
comfortabel - comment
- commentaar/
opmerking - dresses
- zich (aan)kleden
- gorgeous
- schitterend/
prachtig - imagine
- zich voorstellen
- latest
- nieuwst(e)
- leather
- leer/
van leer - nasty
- gemeen/
naar - own
- bezitten
- password
- wachtwoord
- pocket
- zak
- popular
- populair
- real
- echt
- reply
- antwoorden
- sign in
- intekenen/
zich aanmelden - silly
- dwaas/
onnzel - skirt
- rok
- slim
- slank
- underneath
- (er)onder
- blouse
- bloe
- borrow
- lenen
- earring
- oorbel
- fashionable
- modieus
- get ready
- zich klaarmaken
- jewellery
- sieraden
- nail varnish
- nagllak
- past
- langs/
voorbij - pretty
- mooi
- repeat
- herhalen
- shorts
- korte broek(en)
- suit
- passen bij/
goed staan - toenail
- teennagel
- top
- bovenkleding (shirt, trui etc.)
- traffic lights
- verkeerslichten
- turn
- afslaan
- umbrella
- paraplu
- usually
- gewoonlijk
- wardrobe
- kledingkast/
garderobe - wear
- dragen/
aantrekken - along
- langs/
voorbij - bargain
- koopje
- cap
- pet
- change
- wisselgeld
- cost
- kosten
- customer
- klant
- directions
- routebeschrijving/
richtingaaanwijzingen - fit
- passen/
de juiste maat hebben - good-looking
- knap
- guy
- kerel/
vent - jumper
- trui
- nearest
- dichtstbijzijnde
- pay cash
- contant betalen
- prefer
- liever hebben/
verkiezen - price tag
- prijskaartje
- receipt
- bonnetje
- sales assistant
- verkoper
- size
- maat
- special offer
- speciale aanbieding
- spot
- stip/
puist - stripe
- streep
- sunglasses
- zonnebril
- tooth
- tand
- weird
- vreemd/
raar - add
- toevoegen
- boil
- koken
- chef
- chef-kok
- coconut
- kokosnoot
- cover
- bedekken
- cream
- (slag)room
- crunchy
- knapperig
- decorate
- versieren
- delicious
- heerlijk
- dish
- gerecht
- drop
- laten vallen
- fried
- gebakken
- recipe
- recept
- salad
- salade
- salmon
- zalm
- savoury
- hartig
- sell
- verkopen
- serve
- serveren/
opdienen - spicy
- kruidig/
pikant - stall
- (markt)kraam
- taste
- proeven
- tasty
- smakelijk
- atmosphere
- sfeer
- book
- reserveren/
bestellen - chips
- friet(jes)
- dessert
- toetje/
nagerecht - eat out
- uit eten gaan
- fancy
- leuk vinden/
zin hebben in - good value
- waar voor je geld
- huge
- enorm/
reusachtig - instead
- in plaats (daar)van
- main course
- hoofdgerecht
- meal
- maaltijd
- mention
- zeggen/
noemen - portion
- portie
- pricey
- prijzig
- side dish
- bijgerecht
- starter
- voorgerecht
- takeaway
- afhaalmaaltijd
- take you out
- iemand mee uit nemen
- waiter
- ober
- amount
- hoeveelheid
- cause
- (goed) doel
- charity
- liefdadigheid
- chew
- kauwen
- crisps
- chips
- fast
- vasten
- generous
- gul/
vrijgevig - ice cube
- ijsklontje
- lie
- liggen
- liquid
- vloeistof
- mug
- beker/
mok - normally
- gewoonlijk
- plan
- van plan zijn
- promise
- beloven
- provide
- voorzien van
- raise
- geld inzamelen
- slice
- plak(je)/
snee(tje) - starve
- honger lijden/
verhongeren - sofa
- bank
- suck
- zuigen
- bake
- bakken
- chop
- (fijn)hakken/
(fijn)snijden - decide
- beslissen
- delivery
- bezorging
- fridge
- koelkast
- fry
- bakken/
frituren - frying pan
- koekenpan
- heat
- verhitten/
warm maken - home-made
- zelfgemaakt/
huisgemaakt - next
- daarna
- order
- bestellen
- packet
- pak(je)
- pork
- varkensvlees
- pour
- gieten/
(in)schenken - ready-made
- kant-en-klaar
- rice
- rijst
- saucepan
- steelpan
- smell
- ruiken
- sour
- zuur
- steak
- biefstuk
- try
- proberen
- washing-up
- afwas