ZugSpitze - 4 VWO - Fertigkeiten - Hören - Vokabelliste 1

Woorden in deze lijst (50)

Origineel

de bank: die Bank/die Banken
het bedrijfsgeheim: das Betriebsgeheimnis
goedkoper dan: billiger als
de kans: die Chance/die Chancen
de baas: der Chef/die Chefs
naar de baas gaan: zum Chef gehen
daarom: deshalb/deswegen
de dienst: die Dienstleistung
het idee: die Idee/die Ideen
de uitvinding: die Erfindung/die Erfindungen
het succes: der Erfolg/die Erfolge
de financiering: die Finanzierung
een eigen bedrijf oprichten: eine eigene Firma gründen
geld lenen: Geld leihen – leiht – geliehen
geld verdienen: Geld verdienen
de zaak/de winkel/het bedrijf: das Geschäft/die Geschäfte
zaken doen: Geschäfte machen
het idee voor een (nieuwe) zaak: die Geschäftsidee
winst maken: Gewinn machen
de oprichter: der Gründer
handelen: handeln
de producent: der Hersteller/die Hersteller
iets maken/produceren: etwas herstellen/produzieren
innoveren/vernieuwen: innovieren
investeren: investieren
kopen: kaufen
de klant (m): der Kunde/die Kunden
de klant (v): die Kundin/die Kundinnen
de winkel: der Laden/die Läden
naar de winkel gaan: in den Laden gehen
het liefst: am liebsten
de manager: der Manager
het nadeel: der Nachteil/die Nachteile
de prijs: der Preis/die Preise
voordelig: preiswert
het product: das Produkt/die Produkte
de kwaliteit: die Qualität
de start-up: der Start-up/die Start-ups
niet zo duur als: nicht so teuer wie
het bedrijf: das Unternehmen/die Unternehmen
onderhandelen: verhandeln
verkopen: verkaufen
verlies lijden: Verlust machen
iets op de markt brengen: etwas vermarkten
het contract: der Vertrag/die Verträge
het voordeel: der Vorteil/die Vorteile
Als dat twintig euro kost...: Wenn das zwanzig Euro kostet...
reclame maken: Werbung/Reklame machen
de economie: die Wirtschaft
economisch: wirtschaftlich