Na klar! - 1 & 2 VWO - Ferien - Les 6 Feriengrüße - Redemittel

Na klar! - 1 & 2 VWO - Ferien - Les 6 Feriengrüße - Redemittel

Woorden in deze lijst (28)

Er waait een harde wind.
Es weht ein starker Wind.
Het is zonnig en onbewolkt.
Es ist sonnig und heiter.
Er is onweer.
Es gibt ein Gewitter.
Er zijn regenbuien.
Es gibt Regenschauer.
Ga je met de fiets, de bus of de metro?
Fährst du mit dem Fahrrad, dem Bus oder der U-Bahn?
Mijn vader gaat met de auto of met de motor.
Mein Vater fährt mit dem Auto oder mit dem Motorrad.
We gaan met de tram.
Wir fahren mit der Straßenbahn.
Hoe lang duurt de reis?
Wie lange dauert die Reise?
We gaan met de trein.
Wir fahren mit dem Zug.
Ik vlieg met het vliegtuig naar Spanje.
Ich fliege (mit dem Flugzeug) nach Spanien.
Mijn vader heeft in juli een week vakantie.
Mein Vater hat im Juli eine Woche Urlaub.
De vakantie begint volgende week.
Die Ferien beginnen nächste Woche.
We vliegen in juli naar Griekenland.
Wir fliegen im Juli nach Griechenland.
De vlucht duurt vijf uren.
Der Flug dauert fünf Stunden.
Het regent soms.
Es regnet manchmal.
Is het licht of zwaar bewolkt?
Ist es leicht oder stark bewölkt?
Een week geleden was ik in Berlijn.
Vor einer Woche war ich in Berlin.
Hoe laat zijn we weer thuis?
Wann sind wir wieder zu Hause?
Gisteren waren we in Amsterdam.
Gestern waren wir in Amsterdam.
We gaan al lang naar Italië.
Wir fahren schon lange nach Italien.
Ik heb nog nooit met een boot gevaren.
Ich bin noch nie mit einem Boot gefahren.
De cursus duurt van twee tot vier uur.
Der Kurs dauert von zwei bis vier Uhr.
Ik zou graag mee willen gaan.
Ich möchte gerne mitfahren.
Hoe laat vertrekken we?
Wann fahren wir ab?
Komen we vanavond aan?
Kommen wir heute Abend an?
Later gaan we naar de ijssalon.
Später gehen wir ins Eiscafé.
Voor het ontbijt kijk ik tv.
Vor dem Frühstück sehe ich fern.
Na het eten gaan we vaak zwemmen.
Nach dem Essen gehen wir oft schwimmen.
Hoi Gast!