Hoofdstuk 5 Gaswisseling en uitscheiding

3keer geoefend
Woorden in deze lijst (42)
Origineel
- longen
- deel van het ademhalingsstelsel; orgaan in borstholte waar gaswisseling plaatsvindt
- gaswisseling
- opnemen van gassen uit de lucht en afgeven van gassen aan de lucht
- uitscheiding
- het afvoeren van afvalstoffen door het lichaam
- luchtpijp
- buis die de keelholte met de longen verbindt
- bronchiën
- vertakkingen van de luchtpijp waardoor lucht in de richting van de longen en terug wordt vervoerd
- longblaasjes
- blaasjes aan de uiteinden van de fijnste bronchiolen
- diffusie
- verplaatsing van stoffen van een plek met een hoge concentratie naar een plek met een lage concentratie
- zuurstofconcentratie (zuurstofdruk)
- aandeel van zuurstof in een gas of vloeistof
- koolstofdioxideconcentratie (koolstofdioxidedruk)
- aandeel van koolstofdioxide in een gas of vloeistof
- zuurstoftransport
- transport van zuurstof; in bloed voornamelijk door binding aan hemoglobine
- hemoglobine
- zuurstofbindend eiwitmolecuul in rode bloedcellen
- koolstofdioxidetransport
- transport van koolstofdioxide, in bloed voornamelijk als waterstofcarbonaationen
- ademhalingsspieren
- het middenrif, de binnenste en buitenste tussenribspieren en de buikspieren
- ventilatiebewegingen
- ademhaling door groter en kleiner worden van de longen
- dode ruimte
- inhoud van de bronchiën, de luchtpijp en de keel- of neusholte; wordt ongebruikt weer uitgeademd
- restvolume
- hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing in de longen achterblijft
- vitale capaciteit
- hoeveelheid lucht die in één ademhaling maximaal kan worden verplaatst
- longcapaciteit
- de vitale capaciteit plus het restvolume
- lever
- orgaan waarin veel stofwisselingprocessen plaatsvinden
- leverlobjes
- zeshoekige structuren binnen de lever
- inwendig milieu
- wordt gevormd door het bloed en de weefselvloeistof van een organisme
- gal
- wordt geproduceerd door cellen van de lever en bevat onder andere water en galzuren
- glucoseconcentratie
- concentratie van glucose; wordt in het bloed min of meer constant gehouden door een regelmechanisme met insuline en glucagon
- ureum
- stof die ontstaat in de lever door omzetting van ammoniak
- nieren
- uitscheidingsorganen die overtollige en schadelijke stoffen uit het bloed verwijderen en urine produceren
- nierschors
- buitenste deel van de nieren waar urine wordt gevormd
- niermerg
- deel van de nieren waar urine wordt gevormd
- urine
- stof die door de nieren wordt gevormd en die bestaat uit water, zouten en schadelijke stoffen
- niereenheid
- deel van een nier dat voor het grootste deel bestaat uit een nierbuisje
- kapsel van Bowman
- begin van een nierbuisje; deel met openingen die doorlaatbaar zijn voor kleine moleculen
- glomerulus
- vertakking van de nierslagader die zich in het nierkapsel verder vertakt tot een kluwen van haarvaten
- nierbuisje
- deel van een niereenheid waarin urine wordt gevormd; bestaat uit twee gekronkelde delen en de lis van Henle
- ultrafiltratie
- proces waarbij een deel van het bloedplasma vanuit de haarvaten in het nierkapsel wordt geperst
- terugresorptie
- opname van nuttige stoffen uit de voorurine via actief transport door cellen in de wand van de nierbuisjes, gevolgd door afvoer naar de bloedvaten
- ADH
- hormoon uit de hypofyse dat de doorlaatbaarheid vna de celmembranen in de nierbuisjes en de verzamelbuisjes vergroot, waardoor meer water aan de voorurine wordt onttrokken
- waterhuishouding
- regeling van de hoeveelheid water binnen het lichaam
- huid
- grootste orgaan van het lichaam dat beschermt tegen invloeden van buiten en ervoor zorgt dat het lichaam op de juiste temperatuur blijft
- zweetklieren
- klieren in de lederhuis die zweet produceren
- regelkringen
- systeem dat ervoor zorgt dat een bepaalde waarde wordt hersteld of in stand gehouden
- temperatuurregulatie
- herstellen of in stand houden van de gewenste lichaamstemperatuur door organismen
- uitwendige milieu
- omgeving van een organisme
- zweet
- product van zweetklieren; bestaat voornamelijk uit water en zouten