Duits Kapitel 1 woorden
4
Woorden in deze lijst (48)
Origineel
- de berg
- der Berg-die Berge
- het bos
- der Wald-die Wälder
- het meer
- der See
- de plaats
- der Ort-die Orte
- de omgeving
- die Umgebung
- er is, er zijn
- es gibt
- de regen
- der Regen
- rivier
- der Fluss-die Flüsse
- de sneeuw
- der Schnee
- het strand
- der Strand
- de wind
- der Wind
- het eiland
- die Insel
- de natuur
- die Natur
- de omgeving
- die Umgebung
- de stad
- die Stadt-die Städte
- de streek
- die Gegend
- de wolk
- die Wolke
- de zon
- die Sonne
- het dorp
- Das Dorf-die Dörfer
- het land
- Das Land-die Länder
- het onweer
- das Gewitter
- het weer
- das Wetter
- de zee
- das Meer
- het regent
- es regnet
- het sneeuwt
- es schneit
- het waait
- es ist windig
- de zon schijnt
- die Sonne scheint
- er is, er zijn
- es gibt
- kamperen
- zelten
- wandelen
- wandern
- barbecueen
- grillen
- druk, hectisch
- hektisch
- glad
- glatt
- koud
- kalt-kälter
- meer
- mehr
- rustig
- ruhig
- warm
- warm-wärmer
- 's middags
- nachmittags
- 's avonds
- abends
- altijd
- immer
- blijven
- bleiben-geblieben
- goed-beter
- gut-besser
- heet
- heiss
- saai
- langweilig
- vaak
- oft
- vanmorgen
- heute Morgen
- voetballen
- Fußball spielen
- zien
- sehen-gesehen