Na klar! - 1 & 2 HAVO/VWO - Urlaub - Les 3 Unterwegs - Redemittel
Woorden in deze lijst (22)
Origineel
- Waar gaat deze weg heen?
- Wohin führt dieser Weg?
- Bij het derde stoplicht naar links.
- An der dritten Ampel nach links.
- We volgen de borden richting Graz.
- Wir folgen den Schildern in Richtung Graz.
- Wijs dat eens aan op de kaart.
- Zeig mir das mal auf der Karte.
- We zijn de weg kwijt.
- Wir haben uns verfahren.
- Kun je me de weg wijzen?
- Kannst du mir den Weg zeigen?
- U moet de brug over rijden.
- Fahren Sie über die Brücke.
- We komen straks bij een rotonde.
- Wir kommen gleich zu einem Kreisel.
- Bij de kruising rechtdoor.
- An der Kreuzung geradeaus.
- We rijden langs de rivier.
- Wir fahren am Fluss entlang.
- Bij de rotonde rechtsaf.
- Am Kreisel nach rechts.
- U moet hier omkeren.
- Sie müssen hier wenden.
- Hoe ver is het naar Wenen?
- Wie weit ist es nach Wien?
- Kunt u dat nog eens herhalen?
- Können Sie das noch mal wiederholen?
- Pardon, mag ik u iets vragen?
- Entschuldigung, darf ich Sie etwas fragen?
- Wat? Echt waar?
- Wie bitte? Wirklich?
- Kunt u mij helpen?
- Können Sie mir helfen?
- Kunt u iets langzamer praten?
- Können Sie etwas langsamer sprechen?
- Ik begrijp u niet.
- Ich verstehe Sie nicht.
- Ik ben Nederlandse.
- Ich bin Niederländerin.
- Ik moet nu helaas gaan.
- Ich muss jetzt leider gehen.
- Oké. Nou, dan eh...
- Okay. Also dann...