Begrippen

Begrippen

Woorden in deze lijst (18)

domein
Landgoed dat wordt beheerd via het hofstelsel.
feodale verhouding
De band die ontstaat wanneer iemand een persoonlijke eed van trouw aflegt aan een ander in ruil voor een leen (in het Latijn feodum).
geestelijke
Iemand die als priester of monnik verbonden is aan de Kerk.
hofmeier
Beheerder van de domeinen van de koning.
hofstelsel
Systeem waarbij het ene deel van een domein direct door de heer wordt gebruikt en het andere deel wordt verpacht aan horige boeren.
horige
Iemand die is gebonden aan de grond die hij bewerkt.
jihad
Inspanning voor (de verspreiding van) de islam. Soms uitgelegd als heilige oorlog.
kalief
Opvolger van Mohammed als hoogste leider binnen de islam.
klerk
In de Middeleeuwen iemand die onderwijs had genoten, in de praktijk een geestelijke.
klooster
Plek of gebouw waar monniken of nonnen zich hebben teruggetrokken om zich aan het geloof te wijden.
krijgsheer
Legeraanvoerder die zijn militaire gezag gebruikt om ook politieke macht uit te oefenen.
leen
Gebied dat een leenman van de leenheer in gebruik krijgt.
leenheer
Vorst of edelman die in ruil voor bepaalde diensten grond in leen geeft aan een leenman.
leenman
De ontvanger van een leen. In ruil voor het leen verricht hij militaire of bestuurlijke diensten voor de leenheer.
missionaris
Iemand die onder niet-christenen het christelijke geloof verspreidt.
pachtboer
Boer die niet eigenaar is van de grond die hij bewerkt, maar pacht (huur) betaalt aan de eigenaar.
vazal
Iemand die trouw had gezworen aan een krijgsheer en zich voor hem inzette. Later min of meer een synoniem voor leenman.
vroonland
het deel van het domein dat direct wordt gebruikt door de heer.
Hoi Gast!