Na klar! 3 VWO/GYM B - Stuttgart - Lektion 3 Sprich mal - Redemittel
Woorden in deze lijst (20)
Origineel
- Wat is je moeder/je vader van beroep?
- Was ist deine Mutter/dein Vater von Beruf?
- Mijn moeder is ingenieur/bankdirecteur/webdesigner.
- Meine Mutter ist Ingenieurin/Bankdirektorin/Webdesignerin.
- Mijn vader werkt op kantoor/op de universiteit/in een fabriek/in de horeca.
- Mein Vater arbeitet im Büro/an der Universität/in einer Fabrik/in der Gastronomie.
- Wat zijn je interesses?
- Wo liegen deine Interessen?
- Ik ben geïnteresseerd in de natuur/gezondheid/vreemde talen.
- Ich interessiere mich für die Natur/Gesundheit/Fremdsprachen.
- Wat wil je later worden?
- Was willst du später werden?
- Ik wil graag burgemeester worden, omdat ik geïnteresseerd ben in politiek.
- Ich möchte gern Bürgermeister werden, weil ich mich für Politik interessiere.
- Mijn droomberoep is profsporter.
- Mein Traumberuf ist Profisportler.
- Dat weet ik nog niet precies, maar ik wil graag met mensen/dieren werken.
- Das weiß ich noch nicht genau, aber ich möchte gern mit Menschen/Tieren arbeiten.
- Welke kwaliteiten heb je? Waar ben je goed in?
- Welche Qualitäten hast du? Was kannst du gut?/Wo liegen deine Stärken?
- Ik weet veel van computers.
- Ich kenne mich gut mit Computern aus.
- Ik ben stressbestendig/zelfstandig/een teamspeler.
- Ich bin belastbar/selbstständig/ein Teamspieler.
- Welke opleiding heb je nodig voor dit beroep?
- Welche Ausbildung braucht man für diesen Beruf?
- Voor dit beroep moet je medicijnen studeren./heb je een studie geneeskunde nodig.
- Für diesen Beruf muss man Medizin studieren./braucht man ein Medizinstudium.
- Om advocaat te worden, moet je rechten studeren.
- Um Rechtsanwalt zu werden, muss man Jura studieren.
- Wat zou je willen studeren?
- Was möchtest du studieren?
- Ik wil graag psychologie/economie studeren.
- Ich möchte Psychologie/Betriebswirtschaftslehre (BWL) studieren.
- Zou je graag docent willen worden? Klopt dat?
- Möchtest du Lehrer/Lehrerin werden? Stimmt das?
- Zeker./Natuurlijk./Ja, lesgeven vind ik super.
- Sicher./Natürlich./Ja, das Unterrichten finde ich toll.
- Nee, dat klopt niet.
- Nein, das stimmt nicht.
