Na klar! - 1 & 2 VWO - Kommunikation - Les 6 Fernsehkonsum - Redemittel

Woorden in deze lijst (20)

Origineel

Ik kijk slechts twee uur per dag tv.: Ich sehe nur zwei Stunden pro Tag fern.
Hoe ziet het tv-programma voor vandaag eruit?: Wie sieht das TV-Programm für heute aus?
Naar welke serie kijk je elke dag?: Welche Serie siehst du dir jeden Tag an?
Ik zet de tv om acht uur aan.: Ich schalte den Fernseher um acht Uhr ein.
Sebastiaan woont nog thuis bij zijn ouders.: Sebastiaan wohnt noch zu Hause bei seinen Eltern.
Detectives bevallen mij het best.: Krimis gefallen mir am besten.
Mijn lievelingsfilm is nog tot 25 december in de bioscoop.: Mein Lieblingsfilm ist noch bis zum 25. Dezember im Kino.
We komen met de fiets naar jou.: Wir kommen mit dem Fahrrad zu dir.
Morgen ga ik naar Amsterdam, naar mijn vriendin.: Morgen fahre ich nach Amsterdam, zu meiner Freundin.
Ga je te voet met mij naar de supermarkt?: Gehts du mit mir zu Fuß zum Supermarkt?
De lerares kijkt tv om zich te ontspannen.: Die Lehrerin sieht fern, um sich zu entspannen.
Het hangt ervan af wat er draait.: Es kommt darauf an, was läuft.
Ik zou nooit een sportuitzending willen missen.: Ich möchte nie eine Sportsendung verpassen.
Reclame op tv interesseert me niet.: Werbung im Fernsehen interessiert mich nicht.
Voor de tv eet ik meestal chocolade.: Vor dem Fernseher esse ich meistens Schokolade.
De komedie begint na het journaal.: Die Komödie beginnt nach den Nachrichten.
In de zomer gaan mijn ouders naar zee.: Im Sommer fahren meine Eltern ans Meer.
Ik ben in ongeveer tien minuten daar.: Ich bin in etwa zehn Minuten dort.
Ga je met de metro of met de tram naar het station?: Fährst du mit der U-Bahn oder mit der Straßenbahn zum Stadion?
Hij gaat in mei met de trein naar school.: Er fährt im Mai mit dem Zug in die Schule.