Na klar! 3 VMBO-GT A - Berlin - Lektion 6 Schreib mal - Redemittel

Woorden in deze lijst (12)

Origineel

Op deze boerderij leven veel dieren.: Auf diesem Bauernhof leben viele Tiere.
Op de boerderij worden twintig schapen gehouden.: Auf dem Bauernhof werden zwanzig Schafe gehalten.
De ganzen kunnen vrij rondlopen.: Die Gänse können frei herumlaufen.
De geiten eten hooi, gras en groente.: Die Ziegen fressen Heu, Gras und Gemüse.
De kippen leggen elke dag een ei.: Die Hühner legen jeden Tag ein Ei.
De ezel en de paarden staan 's nachts op stal.: Der Esel und die Pferde stehen nachts im Stall.
De kuikens en veulens vind ik heel schattig.: Die Küken und Fohlen finde ich sehr süß.
We hebben de geiten en de kalfjes gevoerd.: Wir haben die Ziegen und die Kälbchen gefüttert.
Ik heb de vier paarden naar de wei gebracht.: Wir haben die vier Pferde auf die Weide gebracht.
Ik heb een koe gemolken.: Ich habe eine Kuh gemolken.
Ik heb geholpen om de stallen uit te mesten.: Ich habe geholfen, die Ställe auszumisten.
Ik heb geleerd om geitenkaas te maken.: Ich habe gelernt, Ziegenkäse zu machen.