ZugSpitze - 5 HAVO - Gespräche führen - In der Skischule - Vokabelliste

Woorden in deze lijst (50)

Origineel

actief zijn: aktiv sein
de activiteit: die Aktivität
een beginner/de beginnelinge: ein Anfänger/eine Anfängerin
Eet smakelijk! Proost!: Guten Appetit! Zum Wohl! Prost!
Haast je!: Beeil dich!
gebruiken: benutzen
de berg: der Berg/die Berge
de belevenis: das Erlebnis/die Erlebnisse
de EHBO: die Erste Hilfe
het gevaar: die Gefahr
de bagage: das Gepäck
zojuist/net: gerade
de snelheid: die Geschwindigkeit
gisteren/vandaag/morgen: gestern/heute/morgen
glijden: gleiten – gleitet – geglitten
(on)geldig: (un)gültig
naar boven/naar beneden: hinauf/hinab
de heuvel: der Hügel/die Hügel
pinnen/met pinpas betalen: mit Karte zahlen
nauwelijks: kaum
Dat lukt (niet).: Das klappt (nicht). – klappt – hat geklappt
de kosten: die Kosten/die Gebühren
Dat lust ik niet, omdat ...: Das mag ich nicht, weil ...
huren: mieten
vanmiddag: heute Nachmittag
naar een après-ski feest gaan: auf eine Après-Ski-Party gehen
op de piste/off-piste: auf der Piste/abseits der Piste
iets plannen: etwas planen
de rekening: die Rechnung
bij de sleeplift wachten: am Schlepplift warten
de sneeuw/in de sneeuw: der Schnee/im Schnee
snel of langzaam: schnell oder langsam
met de kabelbaan gaan: mit der Seilbahn fahren - fährt - ist gefahren
de ski: der Ski/die Skier
de skiuitrusting: die Skiausrüstung
de skiër/de skiester: der Skifahrer/die Skifahrerin
het skigebied: das Skigebiet/die Skigebiete
in een skihut afspreken: sich in einer Skihütte verabreden
een skicursus volgen: einen Skikurs besuchen
de skipas: der Skipass/die Skipässe
op skivakantie gaan: in den Skiurlaub fahren
de skiverhuur: der Skiverleih
het snowboard: das Snowboard/die Snowboards
de menukaart: die Speisekarte
ontmoeten: treffen – trifft – getroffen
oefenen: üben
inhalen (van iemand die langzamer gaat): überholen
de accommodatie: die Unterkunft/die Unterkünfte
het voorgerecht/hoofdgerecht/nagerecht: die Vorspeise/Hauptspeise/Nachspeise
belangrijk: wichtig